
EY moet aan de Curaçaose toezichthouder een boete van 400.000 Antilliaanse guldens betalen omdat het in 2018 niet had gemeld dat het van plan was de lokale KPMG-activiteiten over te nemen, waardoor het marktaandeel boven de 30 procent zou komen. Die boete is terecht opgelegd, oordeelt de rechter.
Berichten in de media over een fusie tussen KPMG Dutch Caribbean en Ernst & Young Dutch Caribbean waren eind 2018 voor de Fair Trade Authority Curaçao reden om eens een brief te sturen aan EY: wat waren precies de plannen? Het antwoord volgt al na een dag: volgens EY is er geen sprake van een fusie of overname. Maar de licentie voor het voeren van de naam KPMG worden door de internationale holding wel ingetrokken en het bedrijf gaat 2019 in onder de naam KDC.
Eind januari trekt de FTAC opnieuw aan de bel wegens aanhoudende berichtgeving in de media. Ditmaal stuurt EY een aantal voorwaardelijke toetredings- en arbeidsovereenkomsten voor een aantal voormalig KPMG-medewerkers. De toezichthouder start daarom een onderzoek naar het niet melden van een concentratie voorafgaand aan de totstandbrenging ervan. Dat leidt tot een boeteoplegging, want het marktaandeel van EY is gegroeid tot minimaal 30 procent door de overname van de KPMG-mensen en -klanten.
Wel of geen concentratie?
EY vindt echter dat er geen sprake is van een concentratie en stapt naar de rechter. Het ging om een mislukte poging van de partners van KPMG Dutch Caribbean om hun praktijk te redden nadat KPMG international de licentie had ingetrokken. Dat leidde tot het in dienst nemen van een aantal medewerkers als partners. Bovendien zijn de overeenkomsten daarover in februari 2019 alweer ontbonden, zo betoogt EY.
Maar de rechter is het daar niet mee eens. Een concentratie komt tot stand zodra de partijen bij een concentratie transacties verrichten die bijdragen tot een blijvende wijziging in de zeggenschap in de doelonderneming. En dat de overeenkomsten later zijn ontbonden, betekent niet dat geen sprake kan zijn van een concentratie. De overeenkomsten maakten het mogelijk voor de EY-partners om beslissende invloed op de doelonderneming uit te oefenen.
Beslissende invloed
De rechter verwijst onder meer naar overeenkomsten waarin is afgesproken dat de management-bv’s van bestuurders van het voormalige KPMG worden toegelaten als vennoot van Ernst & Young Caribbean en dat de betrokken bestuurders worden aangesteld als executive director. ‘Het gerecht is van oordeel dat eisers voor, met en na ondertekening van de overeenkomst maatregelen hebben genomen en transacties hebben verricht die bijdragen tot een wijziging in zeggenschap. Deze maatregelen en transacties maakten het eisers mogelijk om beslissende invloed op de doelonderneming uit te oefenen. De doelonderneming is een deel van de klanten en werknemers van KPMG.’
Er was bijvoorbeeld eind 2018 al een grondige analyse gemaakt van klanten van KPMG met als doel te komen tot een per klant passende transitie. Bovendien was al gesproken over het laten overkomen van 15 fte van KPMG naar EY en is overeengekomen dat de klanten bij EY zouden blijven, ook als de overeenkomsten niet zouden doorgaan. Er is geen overname geweest, maar er is wel degelijk sprake geweest van een concentratie, oordeelt de rechter.
Marktaandeel boven drempel
Bovendien heeft de overeenkomst EY wel degelijk een marktaandeel van boven de 30 procent opgeleverd, oordeelt het gerecht. Dat vindt niet dat overheidsaccountant Soab, buitenlandse accountantskantoren en kleine accountantskantoren die behoren tot een internationaal netwerk betrokken hadden moeten worden bij het bepalen van de relevante markt. ‘Naar het oordeel van het Gerecht vormen deze kantoren geen alternatief voor Curaçaose middelgrote en grote ondernemingen om naar over te stappen.’ De boete voor EY blijft in stand; over de hoogte ervan doet de rechter geen uitspraak.
Geef een reactie