Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de eisen die de wet stelt. Een ontslag op staande voet kan namelijk niet met terugwerkende kracht plaatsvinden, oordeelt de kantonrechter.
Ontslag op staande voet
In de wet is bepaald dat de werkgever de werknemer onverwijld ontslag op staande voet moet geven en onverwijld de redenen voor het ontslag moet mededelen (artikel 7:677 lid 1 BW). De werkgever heeft de werknemer op 27 juni 2023 met terugwerkende kracht per 16 juni 2023 ontslagen om redenen waarvan niet helemaal duidelijk is wanneer de werkgever ervan op de hoogte is geraakt, maar het moet vóór 12 juni 2023 zijn geweest. De werknemer heeft zich op die dag ziek gemeld en is sindsdien niet meer op het werk gekomen. Van een onverwijld gegeven ontslag met onverwijlde mededeling van de redenen is dus geen sprake. Alleen daarom al is het ontslag niet rechtsgeldig.
De werknemer heeft ook de redenen betwist die de werkgever aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd. Volgens de kantonrechter kan de vraag of al dan niet sprake is van een dringende reden in de zin van de wet verder in het midden blijven. Nu het ontslag alleen al om formele redenen ten onrechte gegeven is, komt de kantonrechter niet meer toe aan de inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de opgegeven redenen.
De werknemer heeft niet nader toegelicht welk belang hij heeft bij de verzochte verklaring voor recht. Onder die omstandigheden bestaat naar het oordeel van de kantonrechter voor toewijzing van dat onderdeel van het verzoek náást de andere onderdelen (de financiële vergoedingen vanwege het niet rechtsgeldige ontslag op staande voet) geen grond.
Gefixeerde schadevergoeding
De werkgever moet aan de werknemer de gefixeerde schadevergoeding betalen, omdat de werkgever de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd op een eerdere dag dan tussen partijen geldt.
In de wet is bepaald dat de werkgever dan een vergoeding moet betalen aan de werknemer, die gelijk is aan het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (artikel 7:672 lid 11 BW).
Als de werkgever de arbeidsovereenkomst volgens de regels had opgezegd, had hij in ieder geval rekening moeten houden met een opzegtermijn van één maand (artikel 7:672 lid 2 sub a BW). De werknemer vraagt één maand loon en is voor de hoogte ervan uitgegaan van het gemiddelde aan maandloon dat hij tijdens het dienstverband heeft ontvangen. Dat is volgens hem € 1.335,27 bruto inclusief 8% vakantietoeslag. Dat bedrag wijst de kantonrechter toe.
Transitievergoeding
De werkgever moet aan de werknemer een transitievergoeding betalen, omdat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is geëindigd en in de wet is bepaald dat de werkgever dan een transitievergoeding moet betalen aan de werknemer (artikel 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW).
De werknemer heeft de hoogte van de transitievergoeding berekend over de periode 5 september 2022 tot 27 juni 2023 aan de hand van het gemiddelde aan maandloon dat hij tijdens het dienstverband heeft ontvangen. Hij komt uit op een gemiddeld maandloon van € 1.335,27 bruto inclusief 8% vakantietoeslag. De transitievergoeding bedraagt dan volgens hem € 359,43 bruto. Dat bedrag wordt toegewezen.
Billijke vergoeding
de werkgever moet aan de werknemer een billijke vergoeding betalen, omdat hij de werknemer ten onrechte heeft ontslagen en daardoor als werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld tegenover de werknemer als werknemer. In de wet is namelijk bepaald dat de werkgever in dat geval een billijke vergoeding moet betalen (artikel 7:681 lid 1 sub a jo. 7:671 BW).
Ernstig verwijtbaar handelen werkgever
De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op € 6.676,35 bruto aan billijke vergoeding. Bij de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding is rekening gehouden met de uitgangspunten die zijn geformuleerd in de rechtspraak. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.
Volgens de werknemer functioneerde hij goed en zou hij zijn tijdelijke contract tot en met 31 maart 2024 hebben uitgediend. Door het ontslag loopt hij het loon over de maanden juli 2023 t/m maart 2024 mis, aldus de werknemer. De kantonrechter volgt de werknemer daarin, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de arbeidsovereenkomst eerder dan 31 maart 2024 zou zijn geëindigd.
Snel andere baan
De kantonrechter acht het echter onwaarschijnlijk dat de werknemer tot en met die datum geen andere baan zal kunnen vinden, gelet op de huidige arbeidsmarkt. De werknemer heeft tijdens de zitting verklaard dat hij nu nog werkloos is en een WW-uitkering ontvangt, maar wel druk aan het solliciteren is.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de werknemer toch in ieder geval vóór 1 januari 2024 erin moet slagen elders in dienst te treden.
Billijke vergoeding minus schadevergoeding
De kantonrechter berekent de billijke vergoeding dan ook op zes maanden loon, te weten € 8.011,62 bruto (zijnde 6 x € 1.335,27 bruto). Daarop moet de gefixeerde schadevergoeding van € 1.335,27 bruto in mindering worden gebracht. Het is anders dubbelop.
De bedoeling van de gefixeerde schadevergoeding is immers het wegnemen van de nadelen voor de werknemer van het voortijdig beëindigen van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. Aan billijke vergoeding is daarom € 6.676.35 bruto toewijsbaar, zijnde 5 x € 1.335,27 bruto.
Loon over mei en juni 2023
De werkgever moet aan de werknemer nog loon betalen over de maanden mei en juni 2023. De werknemer heeft vanwege de arbeidsovereenkomst recht op loon. Hij baseert de hoogte van het loon over mei en juni 2023 op de gemiddelde omvang van de arbeid per maand vanaf de datum van de indiensttreding tot en met april 2023 en komt dan uit op een gemiddeld maandloon van € 1.236,37 bruto (exclusief 8% vakantietoeslag). Voor de maanden mei en juni 2023 gaat het dan om twee keer dat bedrag, in totaal € 2.472,74 bruto. Dat bedrag wordt toegewezen.
Vakantietoeslag
De werkgever moet aan de werknemer nog vakantietoeslag betalen over het gehele dienstverband. De werknemer heeft daar op grond van de arbeidsovereenkomst recht op.
De vakantietoeslag bedraagt 8% van het loon. Hij heeft de vakantietoeslag over de maanden september 2022 tot en met juni 2023 berekend op een bruto bedrag van € 989,90 bruto. De kantonrechter wijst dat bedrag toe.
Vakantiedagen
De werkgever moet aan de werknemer de opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen uitbetalen op basis van de wet (artikel 7:641 lid 1 BW). De werknemer heeft recht op 20 vakantiedagen (160 uur) per jaar. Hij heeft omgerekend naar zijn part time dienstverband met gemiddeld 97 uur per maand recht op 12,1 vakantiedag (97 uur) per jaar. Omdat de werknemer maar over een periode van 9 maanden vakantie heeft opgebouwd, heeft hij recht op 72,75 uur. Daarop strekt in mindering de vijf uur opgenomen verlof. Uitbetaald moet worden 67,75 uur x € 12,64 bruto uurloon. Dat is een bedrag van € 856,36 bruto. Dat bedrag wordt toegewezen.
Bruto/netto-specificatie
De werkgever moet aan de werknemer een bruto/netto-specificatie verstrekken van de bedragen die de werkgever aan de werknemer moet betalen. De werknemer heeft geen specificatie gevorderd van de achterstallige vakantietoeslag. De verzochte dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd.
Wettelijke verhoging
De werkgever is een verhoging van maximaal 50% verschuldigd over het loon over mei en juni 2023, over de vakantietoeslag en over het bedrag van de niet-genoten vakantiedagen, omdat hij dat niet binnen de geldende termijnen heeft betaald aan de werknemer (artikel 7:625 BW).
Geen loon
De werknemer heeft geen recht op de wettelijke verhoging over de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de billijke vergoeding, omdat die bedragen geen loon zijn zoals bedoeld in artikel 7:625 BW. Dat onderdeel van het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Wettelijke rente
De werkgever is de wettelijke rente verschuldigd over de gefixeerde schadevergoeding vanaf de dag van het ontslag. Voor wat betreft de ontslagdatum gaat de kantonrechter uit van de datum van de brief waarmee het ontslag is aangezegd, te weten 27 juni 2023. De wet kent immers niet de mogelijkheid van een ontslag met terugwerkende kracht
De werkgever is op basis van de wet ook verplicht om rente te betalen over de transitievergoeding vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus in dit geval vanaf 28 juli 2023.
Tot slot is de werkgever ook wettelijke rente verschuldigd over de billijke vergoeding. De wettelijke rente over de billijke vergoeding is de werkgever verschuldigd vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking, aannemende dat de werkgever in gebreke blijft met de betaling van de billijke vergoeding binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.
De rente wordt op deze wijze toegewezen. De door de werknemer verzochte wettelijke rente vanaf 20 juni 2023 is niet toewijsbaar, aangezien voor die datum geen grondslag is gesteld of gebleken.
Buitengerechtelijke kosten
De buitengerechtelijke kosten wijst de kantonrechter toe, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om die kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). Gelet op het gebruikelijke tarief is toewijsbaar een bedrag van € 556,90.
Proceskosten
De werkgever moet de proceskosten betalen, omdat hij voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 5 september 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:7980
Geef een reactie