
De accountancybranche is nog niet eensgezind over de vraag of de controle van duurzaamheidsrapportages straks ook een klus mag zijn voor een accountantsorganisatie die niet de wettelijke jaarrekeningcontrole doet. Drie big four-kantoren zien het wel zitten, maar Grant Thornton is tegen. Dat blijkt uit de reacties op de consultatie van het wetsvoorstel over duurzaamheidsrapportering.
Recentelijk sloot de consultatietermijn voor het wetsvoorstel dat de Europese richtlijn duurzaamheidsrapportering implementeert. Bij de consultatie vroeg minister Kaag wat de branche en andere belanghebbenden vonden van de lidstaatopties (dus een nadere bepaling die elk land naar keuze mag invoeren) om de duurzaamheidsrapportage ook te laten controleren door een andere organisatie of een andere (assurance)dienstverlener.
Grant Thornton: beide controles in dezelfde hand
Grant Thornton is het meest uitgesproken in zijn reactie en vindt dat de mogelijkheid om een andere accountantsorganisatie de duurzaamheidsrapportering te laten beoordelen dan de accountantsorganisatie die de wettelijke controle van de jaarrekening verricht, niet moet worden aangenomen in Nederland. ‘Wij zijn van mening dat het toestaan van deze lidstaatoptie het doel van de CSRD tegenspreekt, een negatief effect kan hebben op de kwaliteit van de assuranceopdracht over duurzaamheidsrapportage en op de kwaliteit van de wettelijke controle, en tot slot de kosten voor de rapporterende ondernemingen verhoogt.’ Zo zou het splitsen van de assuranceopdrachten maken dat er niet één partij is met alle informatie over de verslaggeving. ‘Beide accountantsorganisaties beschikken apart over hun deel van de informatie. ‘Dat lijkt niet tot integratie van beide verslagen en ook niet tot de beste kwaliteit van de afzonderlijke assuranceopdrachten te leiden.’
Bovendien leidt het delen van dezelfde informatie met verschillende partijen tot meer kosten voor de rapporterende onderneming. Grant Thornton voorziet ook overlap van werkzaamheden. ‘Op basis van de opdrachtomschrijving van de assuranceopdracht bij duurzaamheidsrapportage verwacht men dat de assurancedienstverlener ook ingaat op de vergelijkbaarheid tussen het duurzaamheidsrapport en de jaarrekening. De externe accountant gaat dan werk uitvoeren dat de assurance dienstverlener bij het duurzaamheidsrapport al heeft uitgevoerd en vice versa.’
Wel apart persoon voor duurzaamheids-assurance
Wel zou wat Grant Thornton betreft de lidstaatoptie om het assuranceonderzoek van duurzaamheidsrapportering te laten verrichten door een onafhankelijke verlener van assurancediensten moeten worden toegestaan. ‘Dit zou elkaar niet tegenspreken, omdat men in de situatie die wij voorstellen verlangt dat één accountantsorganisatie beide assuranceopdrachten uitvoert, maar dat intern verschillende personen eindverantwoordelijk zijn voor de afzonderlijke assuranceopdrachten.’ Het komt de kwaliteit van de assuranceopdracht ten goede als een specialist de informatie beoordeelt, in plaats van een accountant met algemene kennis over duurzaamheidsrapportage, aldus Grant Thornton. ‘Binnen het geheel aan assuranceproviders kunnen zo verschillende specialisaties ontstaan. Daarnaast levert dit een voordeel op voor het aanbod aan externe accountants. Zij zijn niet genoodzaakt de accreditaties voor de assurance over duurzaamheidsrapporten te behalen, de opdracht van de externe accountant wordt niet per definitie uitgebreid. Externe accountants die niet geaccrediteerd zijn, blijven wel in staat de wettelijke controles uit te voeren voor ondernemingen die onder de CSRD vallen omdat een ander de assurance over het duurzaamheidsrapport verleent. Daarentegen wordt de maatschappelijke impact van het beroep externe accountants wel vergroot, omdat deze mede uitvoerder zijn van assuranceopdrachten over duurzaamheidsrapportage. Dit kan het beroep aantrekkelijker maken.’
PwC, Deloitte en KPMG voorstander
PwC ziet juist wel iets in de optie om een ander accountantskantoor de duurzaamheids-assurance voor zijn rekening te laten nemen. ‘Als PwC zijn wij voorstander om de keuzemogelijkheden voor het bedrijfsleven te vergroten.’ Desondanks vindt de big four-speler wel dat door de grote mate van overlap het rapporteren over duurzaamheidsinformatie door de externe accountant het meest efficiënt en effectief zal zijn, zowel voor de assuranceprovider als voor de onderneming zelf. Ook Deloitte is voorstander van het kunnen inschakelen van een andere accountant. Wel zouden dan in het wetsvoorstel de verantwoordelijkheden van de accountants duidelijk beschreven moeten worden.
KPMG ziet beide lidstaatopties wel zitten. EY geeft geen oordeel, maar plaatst wel kanttekeningen bij de lidstaatopties. Zo pleit EY bij het introduceren van de mogelijkheid dat een onafhankelijke dienstverlener de duurzaamheidsassurance gaat doen, voor wettelijke verankering van vereisten die worden gesteld aan deze geaccrediteerde onafhankelijke verlener van assurance-diensten.
Wie of wat is de IASP?
De NBA benoemt het probleem dat onduidelijk is hoe de onafhankelijke dienstverlener, ook wel Independent Assurance Services Provider (IASP) genoemd, nu precies moet worden gezien: als organisatie of persoon. De NBA denkt dat het optimum kan worden bereikt door ook andere accountants van dezelfde accountantsorganisatie aan te kunnen wijzen als ‘externe accountant’ voor de assurance bij de duurzaamheidsrapportering. Een andere organisatie de duurzaamheidsassurance laten verrichten zou de capaciteit niet vergroten, denkt de beroepsorganisatie.
De AFM vindt het een goed idee om van beide lidstaatopties gebruik te maken. ‘Het lijkt ons goed om aan de markt over te laten of in de praktijk gebruik zal worden gemaakt van deze opties.’ De toezichthouder denkt dat de introductie van IASP’s in Nederland de keuzevrijheid van ondernemingen kan vergroten en mogelijk ook de beschikbare capaciteit. ‘Voor deze IASP’s moet wel helder worden geregeld wat de eisen zijn die aan hen worden gesteld en dat het toezicht daarop goed is geregeld.’
SRA: opties leiden tot onduidelijkheid
De SRA vindt juist weer beide opties (een andere organisatie of een IASP) géén goed idee. ‘Het inschakelen van een andere accountant kan leiden tot inconsistenties in bevindingen en daarmee in de rapportering van de accountant. Er kan een situatie ontstaan waarbij er een principieel verschil van mening bestaat tussen beide accountants en dus verschillend wordt gerapporteerd. Dit leidt tot onduidelijkheid voor belanghebbenden bij de rapportering (de gebruikers) en is daarmee ongewenst’, stelt de SRA onder meer.
Oob-vergunning heroverwegen?
Het ontbreken van een specifieke oob-vergunning voor het uitvoeren van assurance bij duurzaamheidrapporten van oob’s lijkt niet in lijn met het doel van de CSRD om duurzaamheidsrapportage op gelijke waarde te brengen met de jaarrekening, merkt Grant Thornton overigens ook op in zijn reactie. ‘Als de wetgever meent dat de oob-vergunning kan vervallen voor assuranceopdrachten over duurzaamheidsrapportage (om het aanbod te verruimen), willen wij voorstellen om de oob-vergunning in het geheel te heroverwegen. Nederland is het enige land in de EU dat werkt met separate vergunningen voor accountantsorganisaties om de wettelijke controle uit te mogen voeren voor oob’s.’
Opleiding
Grant Thornton wijst er ook op dat de praktijkopleiding ook moet worden verkort voor accountants die geen accreditatie wenst voor het uitvoeren van assuranceopdrachten bij duurzaamheidrapportage: nu is het voorstel dat voor hen de duur van de praktijkopleiding drie jaar blijft, terwijl voor anderen acht maanden van die drie jaar worden besteed aan duurzaamheids-assurance.
PwC voorziet met de aanpassing een verzwaring van het beroep. ‘Wij denken dat voor een aantal jonge aankomende accountants het vrijwel onmogelijk zal zijn om in de eerste drie jaren ook nog eens zoveel tijd te besteden aan duurzaamheidsopdrachten.’ PwC vindt het een optie om te onderzoeken of de opleiding op een andere manier kan worden gestructureerd. ‘Bijvoorbeeld, naar analogie van de opleiding geneeskunde, een opzet waarbij men in eerste instantie afstudeert als ‘basis-accountant’ met een vervolgopleiding in een specifieke richting.’
Deloitte vindt dan weer dat de termijn van acht maanden moet worden omgezet in een bepaald aantal uren dat minimaal aan duurzaamheids-assurance moet worden besteed.
Geef een reactie