Een Amsterdams bedrijf heeft de arbeidsovereenkomst van een werknemer in strijd met artikel 7:671 BW opgezegd door geen geldige ontslagreden te geven, en evenmin heeft de werknemer ingestemd met de opzegging. Toch hoeven er geen vergoedingen uit te worden betaald, oordeelt de kantonrechter.
Ernstig verwijtbaar handelen
De werknemer heeft namelijk ernstig verwijtbaar gehandeld, oordeelt de kantonrechter. Hij is veroordeeld voor het (medeplegen) van mensenhandel en in de procedure is komen vast te staan dat de werknemer deze feiten onder werktijd heeft gepleegd. Daarbij heeft de werknemer ook tegen zijn werkgever (Jas Forwarding Netherlands BV) gelogen. De werknemer zou regelmatig zaken moeten regelen voor het bouwbedrijf van zijn overleden vader, maar dat bedrijf blijkt niet te bestaan.
Vergoedingen
De kantonrechter wijst de gevorderde billijke vergoeding en de transitievergoeding dan ook af. Ook het toekennen van een vergoeding voor onregelmatige opzegging is wat de rechtbank betreft, gelet op de bijzondere omstandigheden, niet redelijk: “[verzoeker] heeft leugenachtige verklaringen afgelegd aan JAS over het bestaan van het bouwbedrijf en daardoor ook over de reden van zijn afwezigheid op het werk. Daarbij komt dat hij voor ernstige strafbare feiten is veroordeeld waarvan voldoende is komen vast te staan dat deze mede onder werktijd zijn gepleegd. Het toekennen van deze vergoeding aan [verzoeker] is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar.”
Geef een reactie