De kantonrechter boog zich onlangs over de vraag of twee facturen van het Tilburgse administratiekantoor aan een klant wel of niet terecht zijn. Daarbij draaide het vooral om de vraag welke werkzaamheden onder het maandelijkse abonnementsbedrag vallen en in hoeverre de klant opdracht had gegeven tot (inhaal) werkzaamheden die daarbuiten vallen.
Op 7 juni 2022 verstrekt de klant de opdracht aan De Groene Boekhouder (DGB) om de administratie van zijn eenmanszaak te verzorgen. DGB bevestigt de opdracht in een e-mail op 27 juni 2022. Daarbij wordt onder meer gemeld: “Allereerst bevestig ik dat we de opdracht hebben aanvaard. We gaan voor je bedrijf de administratie verzorgen voor een bedrag van €120 per maand, exclusief btw. Hiervoor verwerken we de boekhouding, verzorgen de btw-aangifte, stellen de jaarrekening samen en verzorgen je aangifte inkomstenbelasting. Op alle onze diensten zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze vind je in de bijlage. (…) We gaan zowel met het inhaalwerk, als met het huidige jaar aan de slag. Zou je me de inkoop- en verkoopfacturen van dit jaar alvast kunnen mailen? Dan kunnen we de correctie van BTW 1e kwartaal gaan verzorgen.”
In de algemene voorwaarden staat onder meer:
5.2
Indien partijen niet schriftelijk anders zijn overeengekomen, wordt het honorarium van de opdrachtnemer vastgesteld aan de hand van een uurtarief passend bij de werkzaamheden.
5.3
Indien partijen een periodiek abonnementsbedrag zijn overeengekomen voor de werkzaamheden, dan wordt dit bedrag geacht enkel de werkzaamheden te dekken welke blijken uit de schriftelijke overeenkomst, danwel de omschrijving op de factuur. Het honorarium voor overige werkzaamheden worden altijd vastgesteld conform art. 5.2.
5.4
Indien sprake is van een abonnementsbedrag blijft DGB altijd gerechtigd inhaalwerkzaamheden afzonderlijk in rekening te brengen.
In de maanden juli tot en met december 2022 factureert DGB het abonnementsbedrag van €120,- aan de klant, die deze facturen betaalt. Op 29 december 2022 stuurt DGB twee (aanvullende) facturen van € 2.590,90 en € 1.892,65 voor aanvullende werkzaamheden. Begin dit jaar beëindigt de ondernemer de overeenkomst van opdracht met DGB. De facturen betaalt hij niet.
Kantonrechter
Bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt DGB dat de ondernemer de twee facturen nog moet betalen. De klant is het hier niet mee eens. Hij betwist dat hij opdracht heeft gegeven tot (inhaal)werkzaamheden die buiten het maandbedrag vallen. Daarnaast heeft hij bezwaren tegen de hoogte van de facturen. Ook vindt de ondernemer dat het tariefbeding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is, althans een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Tot slot beroept hij zich op opschorting vanwege een schadevordering.
Haviltex
Om het geschil te beoordelen moet de kantonrechter de opdrachtovereenkomst tussen partijen uitleggen. Bepalend daarvoor is de betekenis die partijen redelijkerwijs aan de opdrachtovereenkomst mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Naast de tekst van de opdrachtbevestiging kunnen voor de uitleg van de afspraken tussen partijen ook andere omstandigheden van belang zijn.
De kantonrechter wijst de vordering van DGB gedeeltelijk toe en vindt dat de ondernemer € 2367,07 moet betalen aan het administratiekantoor voor werkzaamheden die buiten het abonnementstarief vallen. Uit de zinsnede ‘We gaan voor je bedrijf de administratie verzorgen’ leidt de kantonrechter af dat het maandelijkse bedrag zag op het verzorgen van de administratie over de periode vanaf de datum van de opdrachtbevestiging (en dus niet op het verleden). Ter zitting heeft DGB daarnaast (onbetwist) toegelicht dat op de maandelijkse facturen duidelijk is omschreven op welke werkzaamheden het maandbedrag ziet.
Algemene voorwaarden
Deze uitleg sluit ook aan bij artikel 5 van de algemene voorwaarden van DGB, oordeelt de kantonrechter. De kantonrechter vindt dat deze bepalingen onderdeel zijn van de overeenkomst tussen partijen. De klant van DGB betwist namelijk niet dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Anders dan de ondernemer, ziet de kantonrechter ook niet in waarom artikel 5 van de algemene voorwaarden in dit geval onredelijk bezwarend zou zijn of waarom DGB daar geen beroep op zou kunnen doen. Dat DGB in haar algemene voorwaarden (strikt) afbakent welke werkzaamheden onder het abonnementstarief vallen, vindt de kantonrechter niet onredelijk. Het rekenen van een passend uurtarief voor andere werkzaamheden wijkt daarnaast niet wezenlijk af van de wet (een ‘gebruikelijk of redelijk loon’ volgens art. 7:405 BW). De omstandigheden die de ondernemer in dat verband aanvoert, brengen de kantonrechter niet op andere gedachten.
De kantonrechter merkt nog op dat de klant van DGB als ondernemer deelneemt aan het handelsverkeer. Bij die hoedanigheid hoort dat hij zich bewust moet zijn dat algemene voorwaarden onderdeel zijn van een opdracht. Zeker in dit geval, want hij heeft de algemene voorwaarden ontvangen en de opdrachtbevestiging verwijst daar ook expliciet naar. Juist vanwege de bepalingen 5.2, 5.3 en 5.3 in de algemene voorwaarden mocht de ondernemer er niet zonder meer van uit gaan dat alles wat buiten de in de opdrachtbevestiging genoemde werkzaamheden valt, binnen het abonnementstarief zou vallen. Hij had ook vooraf kunnen vragen wat de kosten zijn voor die extra werkzaamheden.
Kortom, de kantonrechter legt de afspraken tussen partijen zo uit dat het abonnementstarief uitsluitend zag op de in de opdrachtbevestiging genoemde werkzaamheden over de periode vanaf de datum van de opdrachtbevestiging. Voor andere werkzaamheden is de klant (dus) een passend uurtarief verschuldigd aan DGB. Wel geldt dit alleen voor inhoudelijke werkzaamheden en niet voor (meer secretariële) taken als het scannen of ordenen van stukken. De klant hoefde er namelijk niet op bedacht te zijn dat DGB ook daar (achteraf) apart een uurtarief voor in rekening zou brengen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat DGB van tevoren niet gewaarschuwd heeft dat zulke werkzaamheden tot extra kosten zouden leiden. Als DGB dat wel voor ogen had, dan had zij daar als goed opdrachtnemer (art. 7:401 BW) vooraf transparant over moeten zijn.
Geef een reactie