
Op de door een werkgever onbelast betaalde vergoeding van de reiskosten aan werknemers is de goedkeuring in de zogenaamde corona-besluiten van 14 april 2020 en 16 juni 2020 van toepassing, oordeelt de rechtbank Noord-Nederland. Er hoeft geen loonheffing af te worden gedragen over de uitbetaalde reiskostenvergoeding.
In de Cao van een werkgever is bepaald dat de werknemer recht heeft op een Individueel Keuze Budget (IKB). Behalve de geijkte bestedingsdoelen biedt de werkgever haar werknemer, tijdens corona, de mogelijkheid om hun IKB-budget uit te ruilen tegen een onbelaste reiskostenvergoeding.
Dat doet de werkgever door de werknemers in de maand december voorafgaand aan het nieuwe jaar een verklaring te laten ondertekenen. De werknemer kan dan zelf op een nader te kiezen moment in het kalenderjaar een aanvraag doet in het salarispakket van de werkgever om voor zijn vergoeding in aanmerking te komen.
Minder dan 128 reisdagen
Tijdens de coronalockdown in 2020 passen ruim 80% van de werknemers de uitruil voor een onbelaste vergoeding woon-werkverkeer toe. Deze werknemers hebben in 2020 minder dan 128 dagen naar hun vaste werkplek gereisd.
Voor de netto-vergoedingen vanwege IKB-uitruil, waarbij door de betreffende werknemers niet voor 13 maart 2020 het ‘vinkje’ was geplaatst in het salarissysteem, heeft de werkgever alsnog loonheffing afgedragen.
De werkgever heeft daarbij de netto-vergoedingen eerst ten laste van de voor de toepassing van de werkkostenregeling geldende vrije ruimte gebracht. In verband met overschrijding van die vrije ruimte heeft de werkgever een bedrag van € 224.743,- aan eindheffing afgedragen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt of het terecht is geweest dat de werkgever de eindheffing heeft afgedragen. In het bijzonder gaat het erom of de goedkeuring in de zogenaamde corona-besluiten van 14 april 2020 en 16 juni 2020 van toepassing zijn op de door de werkgever onbelast betaalde vergoeding van de reiskosten aan werknemers.
Coronabesluiten van toepassing
De werkgever is van mening dat de hiervoor vermelde corona-besluiten van toepassing zijn; de inspecteur vindt van niet. Als reden voert hij hier voor aan dat het besluit van 14 april 2020 de voorwaarde bevat dat werknemers op 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op een reiskostenvergoeding moesten hebben.
En ook dat de werknemers van de werkgever dit niet hadden, omdat zij het ‘vinkje’ pas na 12 maart 2020 hebben geplaatst.
De rechtbank verklaart dat bij het corona-besluit van 14 april 2020 moet worden uitgegaan van de letterlijke tekst. Uit de tekst van het besluit blijkt niet dat de toepassing van de betreffende goedkeuring uitsluitend geldt voor werknemers die op 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op een reiskostenvergoeding hadden.
De enige toelichting, zo vervolgt de rechtbank, die bij het besluit wel kan worden gevonden, staat in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 14 april 2020. Ook daarin staat niet dat werknemers op 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht moesten hebben.
Geen gevolgen voor aanbieden vaste reiskostenvergoedingen
Integendeel, de staatssecretaris van Financiën schrijft daarin “dat de werkgever die een vaste reiskostenvergoeding aanbiedt hier nu in deze thuiswerktijden geen gevolgen aan hoeft te verbinden.”
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden afgeleid dat toepassing van de goedkeuring geldt voor aangeboden reiskostenvergoedingen. Anders dan rechtbank Noord-Holland in zijn uitspraak van 24 april 2023 heeft geoordeeld4, leest de rechtbank in het besluit van 14 april 2020 dus niet dat de goedkeuring enkel ziet op reiskostenvergoedingen die reeds vóór 13 maart 2020 waren toegekend.
De inspecteur verwees in zijn stelling nog naar het voorbeeld in het besluit van 16 juni 2020. De tekst van de goedkeuring, zo oordeelt de rechtbank, die al was opgenomen in het besluit van 14 april 2020 is met het besluit van 16 juni 2020 niet gewijzigd. Het laatste besluit heeft slechts een verduidelijking willen geven.
Die verduidelijking houdt overigens in dat de goedkeuring ziet op bestaande regelingen en niet op nieuwe, na 12 maart 2020, ingevoerde regelingen. De rechtbank concludeert dat de inhoud van het gegeven voorbeeld strijdig is met de gegeven goedkeuring.
De slotconclusie van de rechtbank is dat de werkgever mag uitgaan van de ongewijzigde tekst van de goedkeuring uit het corona-besluit van 14 april 2020 en geen loonheffing hoeft af te dragen over de betreffende reiskostenvergoedingen.
Geef een reactie