Drie voormalige werknemers van een accountantskantoor hebben bij de Accountantskamer tevergeefs geprobeerd de vennoten van het accountantskantoor tuchtrechtelijk aan te pakken voor de forse schade die de drie opliepen nadat hun opgebouwde pensioenkapitaal in een nieuwe pensioenregeling werd ondergebracht. De Hoge Raad sprak eerder onder meer uit dat het accountantskantoor de werknemers had moeten waarschuwen dat ze met het inbrengen van het onder de eindloonregeling opgebouwde pensioenkapitaal in de nieuwe pensioenregeling een te groot risico namen. Het geschil werd naar de schadestaatprocedure verwezen, waarin nog geen vonnis is gewezen.
Uitspraak: 18-1391 tm 1396, RA en AA
Bij de tuchtrechter verweten de voormalige werknemers de vennoten, één AA en vijf RA’s, in strijd te hebben gehandeld met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels bij de afwikkeling van de schade. Door onder meer geen voorschot op het vastgestelde pensioentekort aan te bieden en in de onderhandelingen geen constructief tegenvoorstel te doen zou bij de vennoten sprake zijn geweest van een gemis aan integriteit en ethisch besef. Dat bleek volgens de klagers ook uit ‘het telkenmale verzoeken om uitstel waardoor de hele procedure nu tien jaar loopt en onnodig veel geld heeft gekost’.
Klacht ongegrond
De Accountantskamer verklaart de klacht echter in alle onderdelen ongegrond. De tuchtrechter overweegt daarbij dat het een accountant in beginsel vrijstaat om in zijn zakelijke betrekkingen, ook in rechtsgedingen, een (civielrechtelijk) standpunt in te nemen. Slechts onder bijzondere omstandigheden zal een klacht over een ingenomen standpunt in een civielrechtelijk geding slagen. Van zulke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake als geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een objectieve, redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, wordt opgevat als (in de terminologie van de VGBA) het accountantsberoep in diskrediet brengend. Onder bijzondere omstandigheden kunnen in dit verband ook de beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid zijn geschonden en dat kan ook het geval zijn, als betrokkene weliswaar niet bewust onjuist of misleidend een standpunt heeft ingenomen, maar hem wel in sterke mate verweten kan worden een onjuist of misleidend standpunt te hebben ingenomen.
Dat sprake is van zulke bijzondere omstandigheden, op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat hier sprake is van handelen waarmee het accountantsberoep in diskrediet wordt gebracht, is de Accountantskamer niet gebleken.
Voor zover de klacht inhoudt dat de voormalige werknemers ten onrechte geen voorschot op het vastgestelde pensioentekort van de afgelopen vijf jaar hebben aangeboden, geldt dat met het arrest van de Hoge Raad in rechte slechts vaststaat dat het accountantskantoor de (eventuele) schade die de klagers hebben geleden als gevolg van de schending van het goed werkgeverschap aan hen dienen te vergoeden. Òf sprake is van door de drie geleden schade en, zo ja, hoeveel deze bedraagt, dient in de schadestaatprocedure echter nog te worden vastgesteld, spreekt de Accountantskamer uit. ‘Er bestaat dan ook geen althans onvoldoende grond voor het oordeel dat betrokkenen met de weigering om, vooruitlopend op het oordeel van de rechter in de schadestaatprocedure, een voorschot op een (eventuele) schadevergoeding aan [X1] toe te kennen, een of meer van de fundamentele beginselen hebben geschonden. ‘
Het enkele feit dat de schadestaatprocedure geruime tijd in beslag neemt en dat betrokkenen volgens klagers geen enkel constructief tegenvoorstel hebben gedaan, maakt, mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, niet dat gehandeld is in strijd met een of meer van de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel 2 van de VGBA, oordeelt de Accountantskamer. Niet aannemelijk is geworden dat de opstelling van betrokkenen in het kader van het tussen partijen gevoerde overleg of in de schadestaatprocedure zodanig is geweest dat moet worden geoordeeld dat sprake was van strijd met enig fundamenteel beginsel.
Geef een reactie