Ook al is een AA van zijn strafrechtelijke veroordeling in appel gegaan en heeft hij tijdens de zitting bij de Accountantskamer niet willen verklaren, de rechter vindt dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de accountant omzetbelastingfraude heeft gepleegd. Ook is aannemelijk geworden dat de accountant een professionele hennepplantage voerde. Reden voor de Accountantskamer hem door te halen in de registers met een niet-herinschrijvingstermijn van 10 jaar.
Vaststaande feiten
Bij beslissing van 26 november 2015, Wtra 15/2224, ECLI:NL:TACAKN:2015:125, had de Accountantskamer al bij wege van voorlopige voorziening de tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register bevolen.
Een accountant-administratieconsulent is eigenaar is van de eenmanszaak ‘Accountants & Adviseurs’. Gedurende een jaar is er een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd naar het indienen van opzettelijk onjuist ingevulde aangiften omzetbelasting door een aantal vennootschappen onder firma, waarvan bij de meeste de AA als bestuurder stond geregistreerd, dan wel feitelijk functioneerde. In het kader van het onderzoek zijn bij doorzoekingen twee hennepplantages aangetroffen. Eén plantage is aangetroffen in de garage van de woning van de accountant, de andere in een loods die door de accountant werd gehuurd. De accountant was in de woning aanwezig toen de hennepplantage in de garage werd ontdekt. Rechtbank Amsterdam heeft de accountant veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren voor het indienen van opzettelijk onjuist ingevulde aangiften omzetbelasting ten name van tien ondernemingen. Door of namens de accountant is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarop nog niet is beslist.
De klacht
Volgens het OM heeft de accountant gehandeld in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. De handelingen van de accountant zijn volgens het OM niet alleen te betitelen als een inbreuk op de rechtsorde, maar ook als strijdig met de beroepsethiek.
Gronden van de beslissing
De accountant heeft op de zitting laten weten dat tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam hoger beroep is ingesteld en dat hij niets wil verklaren over hetgeen hem wordt verweten. De raadsman van de AA heeft tijdens de zitting gesteld dat de feiten, waarvoor de accountant door de rechtbank is veroordeeld, dateren uit de periode 2012-2013 en dat het benadelingsbedrag ervan slechts € 4.700,– bedraagt. Tevens heeft de raadsman gesteld dat de woning waarbij in de garage een hennepplantage is aangetroffen, in verband met echtscheidingsproblemen al lang door de accountant was verlaten, terwijl de accountant voor het houden van die hennepplantage ook niet is veroordeeld.
De Accountantskamer is van oordeel dat de klacht in beide onderdelen onvoldoende is weersproken. De enkele mededeling dat tegen genoemd vonnis hoger beroep is ingesteld kan immers niet als weerspreking van de klacht worden aangemerkt, terwijl in het door het OM overgelegde strafdossier ruimschoots bewijs is te vinden van de rechtstreekse betrokkenheid van de accountant bij de belastingfraude, waarvoor hij door de rechtbank Amsterdam is veroordeeld. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat het OM expliciet heeft toegezegd, dat al hetgeen in onderhavige tuchtprocedure (en het gelijktijdig behandelde verzoek van de Nba tot het treffen van een voorlopige voorziening van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de AA in het accountantsregister) door de accountant zou worden verklaard, niet door het OM in de strafprocedure tegen de accountant zou worden ingebracht, zodat het hem vrijstond in onderhavige klachtprocedure inhoudelijk verweer te voeren zonder de vrees te moeten hebben dat hem dat in de tegen hem lopende strafprocedure zou worden tegen geworpen.
Merkwaardig
Tevens vindt de Accountantskamer de stelling dat de acountant de woning met de hennepplantage al lang had verlaten enigszins merkwaardig over komen, nu vaststaat dat de accountant ten tijde van het aantreffen van die hennepplantage wel in die woning aanwezig was. Bovendien is namens het OM gesteld dat ook de loods, waarin een professionele hennepplantage werd aangetroffen, door de accountant was gehuurd; dit laatste is door of namens de accountant evenmin weersproken.
Tuchtrechtelijk is volgen de rechter dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de accountant de aangiften telkens bewust onjuist heeft gedaan, alsmede dat hij (in ieder geval) een hennepkwekerij op zijn woonadres heeft gehouden.
Dit gedrag van de accountant moet worden aangemerkt als oneerlijk en onoprecht handelen in zijn zakelijke betrekkingen, alsmede in strijd met de voor hem relevante wet- en regelgeving. Ook heeft de accountant met zijn handelen het accountantsberoep in diskrediet gebracht. En dit geldt ook voor het houden van een hennepplantage. Het handelen van de AA moet voor zover het betreft de belastingfraude dan ook worden gekwalificeerd als strijdig met de fundamentele beginselen “integriteit” en “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en e. en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 van de VGC. Wat betreft het houden van een hennepplantage, welke na inwerkingtreding van de VGBA in het woonhuis van de accountant is aangetroffen, is dat handelen in strijd met het fundamenteel beginsel “professionaliteit” als bedoeld in artikel 4 VGBA. Beide gedragingen leveren naar hun aard en omvang overigens ook een overtreding op van artikel 51, eerste lid, sub b. van de Wet AA respectievelijk van artikel 42, eerste lid, sub b van de Wab, nu deze gedragingen ook als strijdig met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep moeten worden aangemerkt, zo valt te lezen in de uitspraak.
De Accountantskamer verklaart de klacht dan ook – in beide onderdelen – gegrond.
Maatregel
Bij de vaststelling van de tuchtrechtelijke maatregel neemt de Accountantskamer In aanmerking de accountant gedurende een periode van ruim een jaar en met een aanzienlijke frequentie (maandelijks) bewust verkeerde aangiften omzetbelasting heeft gedaan. De mededeling van de raadsman dat het benadelingsbedrag van de belastingfraude slechts € 4.700,– bedraagt, kan aan de ernst en omvang van die fraude niet afdoen, omdat het benadelingsbedrag het meer dan dertigvoudige zou zijn geweest als de Belastingdienst de schijnconstructies van de accountant niet tijdig had doorzien. En dan laat de Accountantskamer nog daar dat uit het proces-verbaal voldoende aannemelijk is gebleken dat de AA in veel meer gevallen, dan waarvoor hij strafrechtelijk is vervolgd, belastingfraude heeft gepleegd. Voorts moet worden gevreesd dat de accountant, gelet op de professionele wijze waarop de hennepteelt werd uitgevoerd, aan drugshandel gerelateerde criminele contacten onderhoudt en kan het niet anders zijn dan dat hij in verband met deze hennepteelt betrokken is bij witwashandelingen.
De schending van eerdergenoemde fundamentele beginselen “integriteit” en “professioneel gedrag” moet als zodanig flagrant worden bestempeld, dat de Accountantskamer in deze klachtzaak, alles overziende, nog slechts passend en geboden acht de maatregel als bedoeld in artikel 2, onder e. Wtra, te weten: doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers, onder bepaling van de termijn dat betrokkene niet opnieuw kan worden ingeschreven op de maximale duur van tien jaren. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat zij deze maatregel en duur ook zou hebben opgelegd, indien enkel was geklaagd over vermelde belastingfraude.
15/2044 Wtra AK van 8 januari 2016
Geef een reactie