Roderik scheurde een blad van zijn schrijfblok en ging verder met schrijven. Hij had deze ochtend uitgetrokken om zijn bevindingen over de toetsingen van de afgelopen week aan het papier toe te vertrouwen. Zijn secretaresse zou ervoor zorgen dat alles was hij geschreven had, voor eeuwig gedigitaliseerd werd. Ze kende zijn handschrift en zou de letters een voor een repliceren. Zodat het met iedereen gedeeld kon worden die dat wenste. Diep in zijn hart was hij hier mordicus tegen.Maar er was geen ontkomen aan. De Raad van Toezicht, zijn collega toetsers, allemaal wenste ze zijn verslagen per e-mail te ontvangen. Maar, vroeg Roderik zich af. Beseften zij wel dat uiteindelijk iedereen zijn bevindingen konden lezen. Dat er altijd hackers op de loer lagen. Misschien waren ze wel actief op zoek naar wat hij of zijn collega accountants hadden opgeschreven. Het kon ook toevallig zijn. Hij vroeg zich af, hoe hij of zijn collega’s zich zouden moeten verdedigen als er daadwerkelijk een mail werd onderschept door een hacker. Wat hem betreft grensde het versturen van vertrouwelijke zaken per e-mail aan het schenden van het fundamentele beginsel van geheimhouding. Daarom ook had hij zijn rapporten tot een paar jaar geleden altijd per post naar de Raad van Toezicht gestuurd. Maar op een dag hadden ze dat niet meer geaccepteerd. Hij werd gedwongen om het in het vervolg per e-mail te versturen. Dat was wel zo makkelijk om te delen met collega’s. Maar Roderik vertrouwde de digitale wereld niet. Niets was daarin wat hem betreft nog veilig. Alles kon worden geopenbaard. Kijk maar eens naar Wikileaks. ‘Wat doen accountants om dat te voorkomen?’ had hij weleens gevraagd op een afdelingsvergadering waarbij het onderwerp ‘Internet en privacy’ aan de orde was gekomen. De inleider had hem wat ongeloofwaardig aangekeken. ‘Wat hadden accountants nu te verbergen? Die stonden toch voor transparantie.’ Na een korte woordenwisseling had Roderik zijn mond gehouden. Gelet op de reacties uit de zaal vonden zijn collega’s ook dat hij veel te veel doordraafde. Maar Roderik hield zijn bedenkingen. Wie garandeerde dat de informatie die hij zag niet was bewerkt of gemanipuleerd? Natuurlijk beweerden allerlei ICT-goeroes dat dit allemaal wel meeviel. Dat de beveiligingen op orde waren. Dat software niet zomaar kon worden gemanipuleerd. Roderik vroeg zich af of dat geen wishful thinking was. Als hij vroeg om garanties zwart op wit dan kreeg hij altijd te horen dat dit niet kon. Niemand durfde voor de veiligheid van e-mail of internet zijn handtekening te zetten.
Soms sprak hij hier weleens over met zijn goede vriend Koen, die dan aangaf dat de Belastingdienst zeer terughoudend was in het gebruik van e-mail. ‘Natuurlijk kunnen we niet verbieden dat mensen ons iets toesturen per mail. Maar vertrouwelijke informatie zal ik zelf niet zo snel verzenden per e-mail,’ had Koen geantwoord op de vraag hoe de Belastingdienst kon garanderen dat het verzenden van e-mail veilig was. ‘Maar er wordt natuurlijk ook bij ons nagedacht over de manier waarop we informatie via internet kunnen delen. De moderne burger verwacht dat nu eenmaal.’
‘Dus jij denkt niet dat het tij wordt gekeerd?’ had Roderik gevraagd. ‘Dat er een dag komt dat mensen er helemaal zat van zijn. Dat ze informatie weer gewoon in hun hand willen kunnen houden en in een ordner kunnen stoppen.’
‘Ik vrees dat ik je moet teleurstellen.’
‘Ik weet het nog niet. Van vinyl dacht men ook dat het voorbij zou zijn. Maar het komt weer helemaal terug. Dat is niet voor niets. Mensen zijn op een dag gewoon klaar met dat digitale gedoe.’
‘Weleens gehoord van Spotify?’ Roderik had nee geschud.
‘Nou, daar kun je alle muziek vinden die er ooit is gemaakt. Ik maak er zelf ook gebruik van. Liedjes uit mijn jeugd kan ik er zo terugvinden.’
Roderik had Koen vol ongeloof aangekeken. Als Koen zelfs gevallen was voor het digitale spook. Hoe moest het dan ooit nog goed komen met de wereld? Koppig had hij geantwoord dat hij bleef geloven in de ondergang van internet. ‘Wacht maar totdat mensen gaan beseffen dat er inderdaad niets meer geheim is. Hun hele leven op straat ligt.’
‘Ik denk dat bijna niemand dat iets kan schelen. De mensen staan er niet eens meer bij stil. Vanaf hun geboorte delen ze alles al met anderen. Jouw kijk op privacy wordt door bijna niemand meer gedeeld.’
Roderik kon er niet bij. Zijn privacy was heilig voor hem. Daarom was hij ook niet te vinden op internet.
Hij dacht aan de toetsing van maatschap Irene. Helaas had hij zich neer moet leggen bij het besluit dat het stelsel op belangrijke onderdelen niet voldoet. Zelf had hij ingezet op een volledige aftoetsing. Maar het was hem niet gelukt om Patrick in hetzelfde spoor te krijgen. Maar goed. De maatschap zou het nog zwaar genoeg krijgen.
Daar zou het dossier Yourki Bouw wel voor zorgen.
Geef een reactie