Vrijdag 1 juli 2016
Terwijl Roderik Tuinster wacht bij de ontvangstbalie, kijkt hij eens rond. Aan de wand ziet hij een groot portret hangen. Een teken aan de wand. Zelfverheerlijking, denkt hij, altijd slecht voor een goede uitoefening van het accountantsvak. Dit is typisch weer zo’n kantoor waar het gewoonweg niet kan kloppen. Roderik heeft een reputatie hoog te houden. Zijn naam alleen al doet menig kantooreigenaar sidderen. Terecht.Niet voor niets keurt hij acht van de tien dossiers die hij onder ogen krijgt af. Altijd weet hij wel de vinger op de zere plek te leggen. Er ontbreekt een paraaf of een dossierstuk. Een verwijzing is niet goed opgenomen. Wat nog erger is: veel accountants werken vandaag de dag met een elektronisch dossier. Daar kan hij niets mee. Alles wat elektronisch is, is te manipuleren! Daarom ook wil hij dat het kantoor dat hij bezoekt de dossiers uitprint. Alleen dan kan hij een deugdelijke kantoortoets doen.
Vandaag begint hij bij maatschap Irene voorheen Schuimstra. Die naam. Ook dat is een indicator. Zo’n naam deugt niet. Net zo goed als al die nieuwe spitsvondigheden als Klaas-accountants of Noaber-accountants. Marketingtaal die verhult dat mensen het vak niet meer serieus nemen. Goed dat hij er is en ertegen optreedt. Anders zou het helemaal mis gaan met het vak.
De buitendeur gaat open. Er stapt een man naar binnen. Roderik neemt de man op. Begin 40, krullend haar. Laptoptas om zijn schouder. De man zit strak in de pak. Alleen die schoenen. Dat kan niet. Blauw met rode accenten. Vast een fiscalist. De man steekt zijn hand uit. ‘De Graver. Patrick. Aangenaam. Volgens mij gaan wij hier vandaag aan de slag met het kwaliteitsonderzoek.’
Roderik is even van slag. Zoveel spontaniteit, daar houdt hij niet van. Hoe kent deze man hem eigenlijk. Alsof Patrick zijn gedachten kan lezen. ‘Ik herken u van de foto bij een interview in ons vakblad.’ Hij lacht hardop. ‘Op internet kon ik niets van u vinden. U heeft zelfs geen LinkedIn.’
‘Nee, van dat soort zaken moet ik ook niets hebben. Je weet nooit was ze over je schrijven. Ik houd het liever allemaal privé.’
Roderik observeert Patrick. Dus dat is zijn medetoetser. Duidelijk iemand die klappen van de zweep niet kent. Alleen maar een laptoptas. Niet geschikt voor een dossier. Hij kijkt naar beneden. Ziet zijn eigen tas staan. Ruimte genoeg voor tien dossiers.
‘Nou, ik heb gisteravond al wat rondgestruind op internet. Genoeg te vinden over dit kantoor. De eigenaar is ruim een jaar overleden. Ze hebben een lastige periode achter de rug volgens mij.’
Roderik wijst Patrick terecht. ‘In deze openbare ruimte spreken we niet over degenen die worden getoetst. Straks als we met zijn tweeën zijn, kunt u uw bevindingen delen met mij. Alhoewel ik u nu alvast zeg dat ik er weinig waarde aan hecht. Internet is een onbetrouwbare bron. Dat moet u als accountant toch weten.’
Opnieuw gaat de buitendeur open. Duidelijk geen Nederlander denkt Roderik. Vast een assistent. De man steekt zijn hand uit ‘Yasin Yadin. Waarmee kan ik u helpen?’
‘Nou, wij komen voor de kwaliteitstoetsing,’ zegt Patrick.
‘Loopt u maar met mij mee. Dan zal ik u de kamer wijzen waar u de toetsing kunt uitvoeren.’ Roderik en Patrick volgen Yasin. ‘U was er vroeg bij. Heeft u lang staan wachten? De oppas van mijn dochter was wat laat.’
‘Ik was er vlak voor u,’ reageert Patrick.
Yasin doet de deur open. ‘Dit is uw kamer.’ Roderik keurt de kamer. Een grote tafel. Daar houdt hij wel van.
‘Zet u uw spullen maar even neer. Dan wijs ik u meteen de weg naar de koffieautomaat.’
Even later zijn ze bij de koffieautomaat. ‘Cappuccino, Café Latte, Espresso, Dubbele Espresso. Met minder kun je tegenwoordig niet meer toe. Anders lopen ze weg,’ grapt Yasin.
‘Kan ik ook een gewone koffie krijgen?’ vraagt Roderik, enigszins ontstemd.
‘Natuurlijk. Dan kan die ook. Met suiker? Met melk?’
Yasin raakt het scherm aan en even later heeft Roderik een dampende kop koffie in zijn hand. Yasin kijkt Patrick aan. ‘Wat wilt u?’
‘Doe mij maar de cappuccino.’
‘Onze huisfavoriet.’
Wat een amicale bedoeling. Roderik vraagt zich af of Yasin wel beseft wie zij zijn. Hij ergert zich eraan dat er niet meer afstand wordt genomen. Ook het gedrag van Patrick stoort hem. Als toetser moet je het niet te veel aanleggen met personeel uit de te toetsen organisatie. Dat maakt het alleen maar lastiger om tot een goed oordeel te komen. Alhoewel Roderik er wel steeds meer van overtuigd raakt dat zijn voorgevoel klopt. Dit kantoor, daar is iets mee aan de hand.
Als ze even later terug zijn in de toetskamer, vraagt Roderik aan Yasin of hij hen alleen wil laten. ‘Ik wil eerst met mijn medetoetser overleggen. Daarna vraag ik u wel of u uw baas wilt halen.’ Yasin wil nog wat zeggen. Maar het gebaar van Roderik maakt duidelijk dat hij nu geen tegenspraak wil. Yasin doet de deur dicht en laat Roderik en Patrick achter in de kamer.
******
Christa fietste de berg op. Vastberaden. Boos. Ze was woest. Wie dacht Marco Meerman wel dat hij was. Dat hij haar zomaar aan de kant kon zetten. ‘Lieverd, ik denk dat het goed is dat we er een punt achter zetten.’ ‘Waarachter?’
‘Achter onze relatie.’
‘Waarom, we kunnen elkaar toch blijven ontmoeten. Waarom?’ had ze geschreeuwd. Marco had geen krimp gegeven.
‘Ik stop ermee. Ik trek het niet meer.’ Maar Marco had zich omgedraaid en was weggelopen. Nu fietste ze op de mountainbike die hij haar ooit cadeau had gegeven. Diep in haar hart koesterde ze de mountainbike als een kleinood. Door die mountainbike was Marco nog steeds bij haar. Ze begreep nog steeds niet waarom Marco haar niet meer wilde zien. Had ze iets verkeerds gezegd. Ze trapte stug door. De helling was langer dan ze had verwacht. Nog even en dan was ze boven. Ze stopte bij een fontein. ‘Eau potable’. Ze vulde haar bidon bij. Een bidon die ze twee weken daarvoor had weten te bemachtigen van een Tour de France renner. Ze keek om zich heen. Ze had gehoopt dat ze hier met Marco naar toe had kunnen gaan. Maar Marco had aangegeven dat dit geen goed idee van haar was. ‘Waarom niet?’ had ze gevraagd.
‘Wat denk je zelf?’ was zijn reactie geweest.
‘Maar we zijn toch goede vrienden?’
‘Ja, maar daarom hoef ik je nog niet mee te hebben op vakantie.’
Ze had gelachen, gesmeekt, hysterisch geschreeuwd, maar Marco was niet op andere gedachten te brengen. Uiteindelijk had hij op een terras afscheid van haar genomen. ‘Ik heb een mooie tijd met jou gehad, maar het is goed dat we elkaar nooit meer zien.’
Nu stond ze hier dus bij die fontein, zonder Marco. Ze nam het landschap in haar op. In de verte zag ze een dorpje liggen. Daar zou ze zo naar toe rijden. Nog even rusten. Ze veegde het zweet van haar voorhoofd af. Het was bloedheet. Ze hoorde de krekels. Alhoewel Marco wel zou opmerken dat het geen krekels maar cicaden zouden zijn. Ach, ze moest hem uit zijn hoofd zetten. Op zoek gaan naar ander geluk. Misschien was er op de camping wel een leuke franse jongen die met haar door het leven wilde leiden. Haar gedachten gingen weer terug naar twee jaar geleden. Toen ze Marco voor het eerst ontmoette. Het was haar eerste serieuze opdracht bij een klant. Karel had haar geïntroduceerd. Er was een klik. Zij kreeg vlinders in haar buik. Ze hadden een afspraak gemaakt. Buiten werktijd. Het werden er meer. Maar drie weken geleden was het opeens afgelopen. Ze stapte op. Hier blijven staan loste toch niets op. Een andere keer moest ze maar meer genieten van het landschap. Nu stond haar hoofd daar niet naar. Ze controleerde haar helm. Zette haar voet op de trappers en gleed naar beneden. Ze remde bij. Ja, zo ging het goed, ze voelde de wind langs haar gezicht, ze genoot. Voor dit gevoel was ze helemaal naar boven gefietst. In de verte zag ze een bocht. Ze kneep haar remmen in, maar er gebeurde niets. Ze zag de bocht dichterbij komen. Kneep nog harder, maar er gebeurde helemaal niets. Ze vloekt, dit kan toch niet. Was is er met die remmen aan de hand. Er slipte grit weg onder haar wiel. Er klonk een harde klap en daarna was er het niets. Het zwarte niets.
Jan Wietsma
Geef een reactie