Een AA heeft ten onrechte een opdracht aanvaard en deze zodanig uitgevoerd dat de uitkomsten tot verwarring hebben geleid. De uitkomsten zijn bovendien door diverse partijen in diverse juridische procedures gebruikt.
Een AA heeft een opdracht aangenomen voor het maken van een rapportage over de waarde-inbreng ter volstorting van aandelen per 1 januari 2009. De accountant is van mening dat zijn opdracht luidde de waarde van de betreffende ondernemingen te waarderen per 1 januari 2009 op basis van informatie die op 23 oktober 2009 bekend was. Hij hoefde volgens hem voor die waardebepaling geen rekening te houden met gebeurtenissen na 1 januari 2009. Behalve gebeurtenissen van na 1 januari 2009 en vóór 23 oktober 2009, voor zover die de prognoses, die gebruikt zijn bij de waardering, zouden beïnvloeden. Een andere accountant is voor de indertijd afgegeven inbrengverklaring tuchtrechtelijk veroordeeld. De AA wist hiervan af.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer vindt dat de AA in zijn rapport van 25 februari 2016 onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat hij blijkbaar een waardebepaling heeft gemaakt per 1 januari 2009 zonder rekening te houden met gegevens van na 23 oktober 2009. Gebleken is dat de meeste stukken waarop de AA zich heeft gebaseerd van na 23 oktober 2009 zijn. De AA zegt dat deze stukken niet zijn gebruikt voor de waardebepaling. Uit het rapport blijkt dat echter niet. Alleen al vanwege deze inconsistentie mist het rapport een deugdelijke grondslag, aldus de rechter.
Ook vindt de Accountantskamer dat het rapport een redelijk doel mist. Dit omdat het ten behoeve van een juridisch geschil is opgesteld, waarin de waarde van de inbreng per 21 januari 2010 van belang is. De AA heeft echter de waarde van de ingebrachte ondernemingen bepaald per 1 januari 2009. Naar het oordeel van de Accountantskamer had de AA volstrekt helder moeten zijn over het onderscheid tussen beide data en waardebepalingen. In de conclusie van zijn rapport heeft hij geschreven dat de berekende en overeengekomen aandelenprijzen voor de ingebrachte aandelenbelangen van de betreffende BV’s de waarde van de nominale stortingsplicht overstijgen. Eén en ander is niet coherent en daarmee heeft de accountant de verwarring alleen maar laten voortbestaan, zo niet vergroot, aldus de Accountantskamer.
De accountant heeft NVCOS 5500N toegepast. De rechter vindt dat hij daarbij niet de opdracht op duidelijke wijze van een assurance-opdracht heeft onderscheiden. Door dit na te laten, kon de niet ter zake deskundige lezer/gebruiker van het rapport makkelijk in verwarring raken en op basis van onjuiste uitgangspunten onjuiste beslissingen nemen.
Maatregel
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. Daarbij heeft de rechter er mede op gelet dat de accountant ten onrechte een opdracht heeft aanvaard. En tevens deze opdracht zodanig heeft uitgevoerd dat de uitkomsten tot verwarring hebben geleid. De uitkomsten zijn bovendien door diverse partijen in diverse juridische procedures gebruikt. Daardoor heeft de AA gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De accountant heeft op de zitting ook geen blijk van inzicht in zijn eigen falen gegeven. Anderzijds is meegewogen dat de accountant niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel heeft gekregen.
Geef een reactie