Een klacht van bewoners bij de Accountantskamer (nummers 17/1778 en 17/1779Wtra) jegens twee accountants die al ruim een kwart eeuw toezagen op de administratie van een serviceflat, is ongegrond verklaard. De klacht was een uitvloeisel van een hoog opgelopen ruzie tussen de vereniging die het eigendom van het appartementsrecht heeft en dertien bewoners.
De financiële administratie van het complex wordt sinds 2006 verzorgd door de dochter van een bewonersechtpaar, die daarvoor jaarlijks €5400 mocht declareren, exclusief BTW. Zij stelde ook de jaarrekening samen. De lijntjes die zij had met het bestuur van de vereniging waren wel wat kort: haar vader was penningmeester. De jaarrekening werd gecontroleerd door de twee accountants, aanvankelijk in vorm van een controle-opdracht en later in de zin van een beoordelingsopdracht zoals bedoeld in NV COS 2400. Dat laatste is een aanzienlijk beperktere taak dan de in de veertig jaar oude verengigingsstatuten verwoorde opdracht dat ‘toezicht op het beheer van de vereniging geschiedt door een registeraccountant.’
Servicekosten te hoog
Tussen een deel van de bewoners en het bestuur ontstond een brandende ruzie over onder meer de verantwoording door het bestuur over het beheer, en het laten uitvoeren van de administratie door de dochter van het bewonersechtpaar. Ook de hoogte van de de servicekosten, was een twistappel; die zouden veel te hoog zouden zijn in verhouding tot de kwaliteit van de geleverde diensten. Het conflict liep zo hoog op, dat er procedures gevoerd werden voor de civiele rechter.
Verslag uitbrengen
De klagers lieten de tuchrechter weten dat het in hun ogen niet door de beugel kon dat de accountants zich niet lieten zien tijdens de algemene ledenvergadering, om verslag uit te brengen van hun bevindingen. De accountants waren van mening dat zij dat niet hoefden, omdat zij niet de in de artikel 9 van de statuten bedoelde registeraccountant waren. Om die reden hoefden zij naar hun idee geen verslag uit te brengen aan de algemene ledenvergadering.
‘Geen getrouw beeld’
Een ander klachtonderdeel was dat de accountants nalieten opmerkingen te maken over de (on)wenselijkheid van het voeren van administratie door de dochter van het bewonersechtpaar. En tenslotte hadden de twee in hun beoordelingsverklaringen niet mogen verklaren dat de jaarrekeningen een getrouw beeld gaven van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de serviceflat, aldus de klagers. Die vonden dat ze tenminste hadden moeten constateren dat de liquide middelen van het de serviceflat onvoldoende waren in relatie tot de omvang van de reserve groot onderhoud en de voorziening groot onderhoud.
Bestemmingsreserve
Want wat was er gebeurd? Op de balans van het complex stond eind 2014 en 2015 onder het Eigen Vermogen een ‘Bestemmingsreserve groot onderhoud’ met een omvang van 3,5 ton. In de jaarrekening 2016 was deze reserve omgevormd tot een voorziening groot onderhoud van bijna drie ton. In de laatste balans was de geregistreerde omvang van de liquide middelen dus wezenlijk lager dan de eerder genoemde omvang van de reserve en de voorziening. Volgens klagers moet tegenover een opgenomen reserve of voorziening een minimaal gelijk bedrag aan liquide middelen aanwezig zijn, zodat de gehele reserve of voorziening uit eigen middelen kan worden gefinancierd. De klagers concludeerden dat het complex er financieel minder rooskleurig voorstond dan werd voorgesteld en de accountants hadden dat volgens hun in het kader van hun opdracht moeten opmerken.
De Accountantskamer vindt dat de opvatting van de bewoners over de liquide middelen geen steun vindt in de bestaande regelgeving aangaande het jaarrekeningrecht en dat hun idee evenmin aansluit op binnen de beroepsgroep bestaande opvattingen over dit onderwerp. Bijzondere omstandigheden waarom daarover in dit geval anders zou moeten worden gedacht, zijn door klagers niet aangevoerd.
Financiële invalshoek
De tuchtrechter vond het niet onverdedigbaar dat de accountant bij de beoordeling van financiële overzichten informatie moet inwinnen over onderliggende feiten en werkzaamheden van het bestuur. Maar die informatie zal steeds moeten worden bezien vanuit de financiële invalshoek van de beoordelingsopdracht. Van een beoordelend accountant worden verwacht dat hij communiceert met het management en de met governance belaste personen, zoals NV COS 2400 voorschrijft. Maar die opdracht is nog steeds een stuk beperkter dan toezicht houden, zoals omschreven in de statuten.
Geen ongewenste transacties
Daarom was de Accountantskamer van mening dat de twee niet de bedoelde registeraccountant uit artikel 9 van de statuten waren en dat zij om die reden ook geen verslag hoefden uit te brengen aan de algemene ledenvergadering. Over het toelaten van anderen dan ‘leden der vereniging en de bewoners der flatwoningen’ beslist bovendien de voorzitter van de ALV. Daar was door de vergadering niet gevraagd. Zowel de accountants als de Accountantskamer vonden dat er met betrekking tot de administratie deed geen signalen waren van ongewenste of verdachte transacties. Ook de vergoeding die de vrouw voor haar werkzaamheden kreeg was niet onredelijk.
Alles overziende kwam de Accountantskamer van mening dat de klacht van de verontruste bewoners ongegrond was.
Geef een reactie