Een AA heeft zonder succes beroep aangetekend tegen een waarschuwing die hem in januari vorig jaar is opgelegd door de Accountantskamer. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt dat hij bij het bepalen van de waarde van aandelen een onjuiste peildatum heeft gehanteerd en ten onrechte geen informatie heeft ingewonnen bij de leiding van het betreffende bedrijf.
De AA had een rapport opgesteld met betrekking tot de waardebepaling van de aandelen in een BV. Die rapportage zou worden ingebracht in een civiel geding tussen de verkoper en de koper van de aandelen, die het niet eens waren over de waarde ervan. De aandelen waren in maart 2013 al voor € 310.000 van eigenaar gewisseld, maar de waarde lag volgens de verkoper beduidend hoger. De AA kwam tot een waarde van ruim € 3 miljoen.
Verkeerde peildatum en directie niet bevraagd
Volgens de Accountantskamer had de AA ten onrechte niet de waarde per transactiedatum, maar een latere peildatum (31 december 2013) gehanteerd. Daarmee heeft hij zijn verantwoordelijkheid om in het algemeen belang te handelen verzaakt en de civiele rechter niet in staat gesteld bij het beslechten van het geschil objectieve waarheidsvinding toe te passen, aldus de tuchtrechter. Bij het hanteren van de zogeheten Adjusted Present Value-methode (APV) heeft de AA bovendien niet de bedrijfsleiding gevraagd naar toekomstig bedrijfsbeleid en daarmee verband houdende kasstromen. Tevens is de AA er ten onrechte vanuit gegaan dat er bij een minderheidsbelang altijd rekening moet worden gehouden met een minority discount. Op basis van dat oordeel legde de Accountantskamer begin vorig jaar een waarschuwing op.
Oordeel CBb
De AA is vervolgens in beroep gegaan bij het CBb. Dat oordeelt net als de Accountantskamer dat de waardepeildatum ten onrechte op 31 december lag. “Daartoe heeft de accountantskamer terecht overwogen dat appellant wist dat er een juridisch conflict zou kunnen ontstaan tussen koper en verkoper indien er een groot verschil zou zijn tussen de hoogte van de door koper betaalde koopprijs van de aandelen en de door appellant in zijn rapport berekende waarde daarvan.” Daarom zou het rapport alleen zinvol zijn met een waardepeildatum die gelijk was aan de transactiedatum.
Bij de waardering zijn de jaarrekeningen over de jaren 2009 tot en met 2013 gebruikt; voor 2014 is uitgegaan van een omzetgroei met 10%. Maar de AA had voor een deugdelijke grondslag van de waardering ook de directie moeten spreken. “De omstandigheid dat het appellant door de verkoper uitdrukkelijk niet was toegestaan om informatie bij de leiding op te vragen had voor appellant, nu dat tot gevolg had dat hij geen deugdelijk rapport met betrekking tot de waarde van de aandelen op de transactiedatum kon uitbrengen, aanleiding moeten zijn om hierover nader contact op te nemen met verkoper en, indien zij op dit punt voet bij stuk zou houden, te overwegen de opdracht voor het opstellen van het rapport terug te geven. Dit heeft appellant evenwel niet gedaan.”
Het CBb verklaart het hoger beroep daarom ongegrond.
Lees hier de uitspraak van het CBb
Geef een reactie