Voor de vrijval van een op de balans opgenomen lijfrenteverplichting is niet bepalend of de uitkeringsgerechtigde ernstig ziek is. Daarvoor is alleen het overlijden bepalend, oordeelt de Hoge Raad in een recent arrest. Anders zou de gelijke behandeling in het geding komen.
Een DGA had op de balans van een BV een lijfrenteverplichting staan tegenover zijn moeder. Die stamde uit de periode dat de man samen met zijn moeder en haar echtgenoot een VOF dreef, die eind 2003 aan hem is overgedragen tegen een oudedag- en nabestaandenlijfrente. De moeder is op 31 juli 2015 overleden, nadat in mei was geconstateerd dat zij ongeneeslijk ziek was. In de aangifte erfbelasting is in verband met de vrijval van de lijfrentevoorziening en de daardoor veroorzaakte waardestijging van de aandelen in de BV, een fictieve verkrijging aangegeven van € 218.228. Op basis daarvan is de aanslag erfbelasting opgelegd.
Causaal verband
De man maakt bezwaar. Hij vindt dat er door het overlijden geen waardestijging van de aandelen heeft plaatsgevonden. Dat was namelijk al het geval bij de vaststelling van de ongeneeslijke ziekte, betoogt hij. De zaak komt voor het gerechtshof: leidde het overlijden van de moeder wel, en zo ja in welke mate, tot een waardestijging van de aandelen van de BV? Het hof oordeelt dat er een concreet en voldoende sterk causaal verband bestaat tussen de waardestijging van de aandelen en het overlijden van de moeder. Daarom is terecht de gehele waardestijging van de aandelen die is ontstaan door de vrijval van de lijfrentevoorziening bij de heffing van erfbelasting in aanmerking genomen.
De DGA gaat in cassatie: de waardestijging van de aandelen is veroorzaakt door de constatering van de ongeneeslijke ziekte van de moeder, betoogt hij opnieuw. De waardestijging voor zover die door de ziekte is ontstaan, kan dus niet in de heffing van erfbelasting worden betrokken.
Gelijke behandeling
De Hoge Raad verwijst naar artikel 13a van de Successiewet, die bepaalt dat “aandelen in een vennootschap die in waarde zijn gestegen door het overlijden van de erflater en die worden gehouden door een ander dan de erflater, worden geacht door de houder krachtens erfrecht te zijn verkregen, waarbij de aandelen voor het bedrag van de bedoelde waardestijging in aanmerking worden genomen”. Het artikel is ingevoerd om een einde te maken aan constructies waarbij oudedagsvoorzieningen van een erflater worden ondergebracht in een vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door een ander dan die erflater, en een waardestijging van die aandelen ten gevolge van het overlijden van een erflater onbelast blijft. Daarmee worden gevallen waarin de aandelen in handen zijn van de erflater zelf zoveel mogelijk hetzelfde behandeld als gevallen waarin de aandelen in handen zijn van anderen.
Tijdstip van verkrijging
De Hoge Raad stelt dat de waarde van de aandelen moet worden bepaald op het tijdstip van verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend. “In dit geval is de moeder overleden door een in 2015 geconstateerde ongeneeslijke ziekte en is de lijfrentevoorziening door haar overlijden gedaald naar nihil. Aan de bedoeling van de wetgever wordt dan recht gedaan door voor de op grond van artikel 13a Sw te belasten waardestijging van de aandelen mede rekening te houden met een eventuele eerdere afwaardering van die voorziening in verband met verminderd langlevenrisico van de verzekerde. Het oordeel van het Hof is daarom juist.” De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Heffing afhankelijk van voorzienbaarheid overlijden
De advocaat-generaal had in zijn conclusie ook opgemerkt dat de rechtbank eerder terecht heeft overwogen dat de door de man voorgestane uitleg zou leiden tot het ongewenste resultaat dat de belastingheffing afhankelijk wordt van het antwoord op de vraag of een erflater al dan niet plotseling is overleden. “Het lijkt de A-G dat de wetgever niet kan hebben beoogd dat de fictie van artikel 13a SW (grotendeels) zonder effect zou blijven als het aanstaande overlijden van de lijfrentegenieter was te voorzien. Ook zou zo de gelijke behandeling van verkrijgers, als afhankelijk van de voorgeschiedenis van het overlijden, wel erg in het gedrang komen.”
Geef een reactie