Het is een onderwerp dat vaker langskomt bij de Accountantskamer. Een bedrijf gaat failliet, terwijl in de jaren daaraan voorafgaand goedkeurende controleverklaringen werden afgegeven door de accountant. Heeft die accountant zijn controlewerkzaamheden wel voldoende uitgevoerd?, is een vraag die dan snel opkomt.
In het geval van een in 2014 failliet verklaarde groep vennootschappen actief in de verkoop, lease en schadeherstel van auto’s was het antwoord de curator naderhand wel duidelijk: nee. Bij verschillende jaarrekeningen schoten de controlewerkzaamheden van de controlerend RA volgens hem tekort op het punt van de waardering van activa. De Accountantskamer is het daar mee eens en verklaart een deel van de klachten van de curator tegen de RA gegrond.
Uitspraak: 18-2250 RA
Controleverklaring te snel ondertekend
Zo werd een goedkeurende controleverklaring bij een jaarrekening ondertekend door de RA nog voordat hij alle relevante stukken had ontvangen. Die handelwijze is in strijd met paragraaf 41 van de Standaard 700 van de NV COS “Het vormen van een oordeel en het rapporteren over financiële overzichten”, zoals die gold ten tijde van het afgeven van de bewuste goedkeurende controleverklaring. Hierin is bepaald dat de controleverklaring niet vroeger dient te worden gedateerd dan de datum waarop de accountant voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen. De omstandigheid dat de RA de verklaring pas ter beschikking stelde nadat hij de nagekomen stukken had beoordeeld maakt dat niet anders.
Vooral afgegaan op informatie van management bij risicovolle lening
Bovendien ging de RA bij een onderzoek naar de waarde van een lening die door de holdingvennootschap werd verstrekt aan haar grootaandeelhouder voornamelijk af op de informatie die het management van de holdingvennootschap hem verstrekte. Dat terwijl de lening door de grootaandeelhouder werd geïnvesteerd in twee vennootschappen in een risicovolle branche, de gaming industry. Gezien de eerdere constatering van de RA dat investeringen in de gaming industry risicovol waren, het feit dat de lening niet schriftelijk was vastgelegd, van materiële omvang was en bovendien uit dividenduitkeringen zou moeten worden afgelost, was het aangewezen geweest om diepgravend onderzoek te doen naar de liquiditeit en solvabiliteit van de bedrijven waarin werd geïnvesteerd. Volgens de Accountantskamer was sprake van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de holdingvennootschap als de grootaandeelhouder, zodat de RA van het respectieve management had moeten verlangen een schatting te maken van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa en op basis daarvan de waardering in de respectieve jaarrekeningen te beoordelen.
Onjuist controleoordeel op belangrijke onderdelen jaarrekening
De RA schoot kortom flink tekort. De Accountantskamer oordeelt dat hij heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A.100.4 onder c van de VGC. De onderdelen waarop de RA zijn controlewerkzaamheden met onvoldoende diepgang heeft uitgevoerd vormen naar het oordeel van de tuchtrechter een dusdanig belangrijk onderdeel van de betreffende jaarrekeningen dat een onjuist controleoordeel op die punten van wezenlijke betekenis is. De RA krijgt daarom een berisping opgelegd.
Geef een reactie