De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) ziet in tegenstelling tot het kabinet wel degelijk mogelijkheden om de onlangs door staatssecretaris Snel aangekondigde aanpassing van box 3 al eerder door te voeren dan per 1 januari 2022. Het niet onmiddellijk of onvoldoende gevolg geven – binnen de mogelijkheden die het kabinet heeft – aan het oordeel van de Hoge Raad over de kwestie, tart volgens de Orde zelfs de beginselen van de rechtsstaat.
Dat meldt de NOB aan de Tweede Kamer in een commentaar waarin de Orde ingaat op de onmogelijkheid die er volgens de staatssecretaris is om voor 1 januari 2022 rechtsherstel te bieden aan spaarders, mede in het licht van het recente advies van de parlementair advocaat aan de Kamer om belastingplichtigen die in 2013 en 2014 minder dan 1,2% rendement behaalden over hun vermogen in box 3 te compenseren.
Problemen kunnen al eerder worden opgelost
‘De staatssecretaris heeft aangegeven dat het belangrijkste obstakel voor het snel invoeren van een aanpassing van de box 3-regelgeving wordt veroorzaakt door de aanpassingen die moeten worden gedaan aan de IT-systemen die de VA’s verzorgen’, schrijft de NOB aan de Kamer. ‘De Orde heeft een aantal pragmatische ‘work arounds’ aangedragen, waardoor deze problemen kunnen worden opgelost. Daardoor zou het mogelijk moeten zijn om al met ingang van 2020 voor met name spaarders in box 3 aanzienlijke verbeteringen door te voeren die veel van de thans ervaren onrechtvaardigheid beëindigt. Dit kan worden gezien als een eerste stap op weg naar de langetermijnoplossing waar het kabinet naar toewerkt. De quick fix die de staatssecretaris op 6 september 2019 heeft gepresenteerd, wordt daarmee de tweede stap op weg naar deze langetermijnoplossing. Deze eerste stap kan er mogelijk ook toe leiden dat de tweede stap niet langer nodig is, indien deze stap voldoende effectief is om de thans bestaande onrechtvaardigheid te elimineren. Het opgeven van budgetneutraliteit als randvoorwaarde, kan hierbij in belangrijke mate helpen. Hiervoor valt zeker wat te zeggen, gelet op het feit dat de overheid van veel belastingplichtigen gedurende een reeks van jaren ruim te veel box 3-belasting heeft geheven. Het is echter aan het kabinet en uw Kamer om hier een politiek besluit over te nemen.’
Advies parlementair advocaat: geen ruimte om te wachten
Het advies en de conclusie van de parlementair advocaat zijn naar de mening van de Orde duidelijk als het gaat om de vraag of het kabinet de ruimte heeft om tot 2022 te wachten met een herziening van de belastingheffing in box-3 voor spaarders: ‘Die vrijheid heeft het kabinet in ieder geval niet als de Hoge Raad voor de jaren 2017 en later – waarbij er een gedifferentieerde vermogensmix is ingevoerd – tot een gelijk oordeel komt als de jaren ervóór. Alhoewel wellicht beargumenteerd zou kunnen worden dat het stelsel zoals dat sinds 2017 geldt, mogelijk wel standhoudt voor de rechter, is de kans naar de mening van de Orde groot dat het oordeel gelijkluidend zal zijn aan het oordeel met betrekking tot het pre-2017-regime, omdat nog steeds een groot aantal belastingplichtigen, met name spaarders, stelselmatig onevenredig te zwaar worden belast.’
‘Beginselen rechtsstaat getart’
‘Gelet op het feit dat het hier gaat om de uitleg van een oordeel van de Hoge Raad, meent de Orde dat het niet onmiddellijk dan wel onvoldoende gevolg geven binnen de mogelijkheden die het kabinet heeft, de beginselen van de rechtsstaat tart. Juist de overheid moet in deze het goede voorbeeld geven. Daarnaast is het zo dat, los van de vraag over juridische houdbaarheid van de huidige box 3, er een breed gedragen wens is in uw Kamer om de box 3-heffing rechtvaardiger te maken. Gelet op het bovenstaande is de Orde van mening dat, indien er een mogelijkheid is om het systeem rechtvaardiger en (beter) bestand te maken tegen schending van het internationale recht, het kabinet eigenlijk geen keuze heeft om dit met enige jaren uit te stellen.’
Zwaarwegende objectieve rechtvaardigingsgronden
Dit zou volgens de Orde slechts anders zijn, als er zwaarwegende objectieve rechtvaardigingsgronden voor een dergelijk uitstel zouden zijn aan te voeren. Hierbij kan worden gedacht aan:
• De overheidsfinanciën: mede gelet op de gezonde overheidsfinanciën (begrotingsoverschot) is er voldoende financiële ruimte. Een onmiddellijke aanpassing
zou niet leiden tot financiële problemen voor de Rijksoverheid. Om die reden mag naar de mening van de Orde niet als randvoorwaarde worden gesteld dat de kortetermijnreparatie (met ingang van 2020) alleen kan en mag worden doorgevoerd als deze budgetneutraal uitwerkt. Dit is in de ogen van de Orde geen dan wel een onvoldoende objectieve rechtvaardigingsgrond. Het is niet meer dan logisch dat een aanpassing van de wetgeving als vervelend neveneffect heeft dat het op korte termijn tot financiële nadelige consequenties kan leiden. Burgers en bedrijven ervaren dit soms ook. Niet valt in te zien waarom de overheid hiervoor voor zichzelf een gerechtvaardigde uitzondering zou mogen creëren.
• De IT-infrastructuur kan niet op korte termijn worden aangepast. Zoals hierboven aangetoond, is voor het belangrijkste probleem – de VA’s – een pragmatische oplossing mogelijk. Met ingang van 2020 kan vrij gemakkelijk worden gedraaid aan diverse bestaande knoppen van de bestaande box 3-regelgeving. Hierbij kan worden gedacht aan het verlagen van de fictief rendementspercentages, verlengen van de tariefschijven, het eventueel laten vervallen van een tariefschijf en/of het verhogen van het heffingvrije vermogen. Dat deze maatregelen vanuit beleidsmatig oogpunt niet optimaal zijn, is naar de mening van de Orde geen objectieve rechtvaardigingsgrond om, mede gelet op de conclusie van de parlementair advocaat, niet onmiddellijk over te gaan tot wijziging van de huidige regelgeving.
Geef een reactie