Een RA die destijds bij BDO werkte is flink in de fout gedaan toen hij de eigenaar van het moederbedrijf van tassenmerk Bulaggi bij de verkoop van het bedrijf adviseerde. De verkoper liet omzet verschuiven om een rooskleuriger beeld van het bedrijf te schetsen. Daarmee zou de Rabobank moeten worden verleid om de overname door de koper te financieren. Dat lukte, maar naderhand bleek de financiële situatie van het moederbedrijf een stuk slechter dan was voorgesteld. In 2016 werd het faillissement uitgesproken.
Bedreiging integriteit
De Accountantskamer oordeelt dat de voormalig BDO’er zich als gemachtigde van de verkoper had moeten realiseren dat sprake was een bedreiging voor zijn integriteit (red flag) doordat hij in verband werd gebracht met het niet-integere handelen van de verkoper. Door de bedreiging voor zijn integriteit niet te onderkennen, geen toereikende maatregel te nemen en deze evenmin vast te leggen, heeft hij gehandeld in strijd met artikel 7 van de VGBA en daarmee met het fundamentele beginsel van integriteit. De tuchtrechter legt hem daarom een berisping op. De AA die namens BDO de jaarrekening samenstelde kreeg eerder al een waarschuwing.
Uitspraak: 20-771, 20-772 ANONIEM RA en AA
Bedrijfsovername en omzetverschuiving
De bedrijfsovername vond in 2013 plaats, waarbij 5,5 miljoen euro werd betaald. Al snel bleek de financiële situatie van het bedrijf volgens de koper echter een stuk minder rooskleurig te zijn dan was voorgesteld door de verkoper. Er zou voor in totaal 525.000 euro aan omzet in de boeken van 2013 zijn opgenomen die eigenlijk in de boeken van 2014 thuis hoorde.
Accountantskamer, CBb en terugverwijzing
De koper begon na het faillissement een tuchtzaak tegen de BDO’ers en voerde aan dat ze actief zouden hebben meegewerkt aan financiële malversaties. De AA kreeg in 2019 een waarschuwing opgelegd, maar verder gingen de accountants grotendeels vrijuit vanwege het verstrijken van de driejaarstermijn. Ten onrechte, oordeelde het CBb in hoger beroep. De zaak werd daarom terugverwezen naar de Accountantskamer.
Gehandeld in strijd met fundamentele beginsel van integriteit
De tuchtrechter komt dit keer wel tot een inhoudelijke beoordeling van het handelen van de RA en AA. Die is wat het handelen van de RA betreft niet mals:
‘Betrokkene heeft erkend dat hij als gemachtigde van [bv2] [bv3], als koper, er niet op heeft gewezen dat de daadwerkelijk in 2013 gerealiseerde omzet zonder de verschuivingen van 2014 naar december 2013 aanzienlijk lager zou zijn geweest dan tot dan toe was gecommuniceerd.
Alhoewel het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid zich ertegen verzette dat betrokkene dat uit eigen beweging aan [bv3] communiceerde zonder toestemming van [bv2] daartoe, had betrokkene zich wel moeten realiseren dat sprake was een bedreiging voor zijn integriteit (red flag) doordat hij in verband werd gebracht met het niet-integere handelen van [bv2] als verkoper. Van belang is voorts dat [bv3] onder de gegeven omstandigheden uit de aangeleverde stukken niet had kunnen begrijpen dat een deel van de omzet ten onrechte in 2013 was geboekt. Dat op 18 januari 2014, omstreeks 01.30 uur, in het kader van de onderhandelingen tussen [bv2] en [bv3] door [bv2] een kolommenbalans is aangeleverd waarin de correctie van de in 2013 niet gerealiseerde omzet van € 277.000 was verwerkt, was gezien het tijdstip waarop dit is aangeleverd en de stand van de (afronding van de) onderhandelingen onvoldoende. Dat verweer kan betrokkene niet baten.
Dat betrokkene de bedreiging voor zijn integriteit niet heeft onderkend, klemt te meer nu een uitgangspunt van de tussen [bv2] en [bv3] gevoerde onderhandelingen was dat de EBIT over 2013 ongeveer gelijk was aan de EBIT over 2012. Die zou echter, als gevolg van het met € 155.000 verhogen van de in 2013 gerealiseerde omzet, nog aanzienlijk lager dan de EBIT over 2012 zijn geweest.
De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door de bedreiging voor zijn integriteit niet te onderkennen, geen toereikende maatregel te nemen en deze evenmin vast te leggen, maar door namens [bv2] zijn handtekening te zetten onder de overeenkomst tot overdracht van de aandelen in [bv1] (met daarin ondermeer de zinssneden zoals opgenomen in 2.6), gehandeld heeft in strijd met artikel 7 van de VGBA en daarmee met het fundamentele beginsel van integriteit.’
Geen nieuwe veroordeling AA
De overige klachtonderdelen tegen beide accountants verklaart de Accountantskamer ongegrond. De Accountantskamer is van oordeel dat de AA jaarrekeningtechnisch juist heeft gehandeld door de wijze van verwerking van de in 2013 gerealiseerde omzet van het moederbedrijf. Voor hem volgt dan ook geen nieuwe tuchtrechtelijke veroordeling.
Geef een reactie