Een AA en een RA van BDO die onder andere beschuldigd werden van het actief meewerken aan financiële malversaties worden daar door de tuchtrechter niet voor veroordeeld. Het merendeel van de klachten tegen de twee is door de Accountantskamer niet-ontvankelijk verklaard wegens het verstrijken van de driejaarstermijn. De AA krijgt wel een waarschuwing in verband met één klachtonderdeel. Hij verzaakte te controleren of de bestuurder van een BV een dividendbesluit van haar aandeelhouder had goedgekeurd op basis van de wettelijk vereiste balanstest en uitkeringstoets.
Uitspraak: 18-137-138 RA-AA
Bedrijfsverkoop
De zaak draaide om een bedrijfsovername in 2013 waarbij 5,5 miljoen euro werd betaald. De twee BDO’ers begeleidden de verkoper, de eigenaar van het moederbedrijf van tassenmerk Bulaggi. Al snel bleek de financiële situatie van het bedrijf volgens de koper echter een stuk minder rooskleurig te zijn dan was voorgesteld door de verkoper. Er zou voor in totaal 525.000 euro aan omzet uit 2013 in de boeken van 2013 zijn opgenomen terwijl die omzet eigenlijk in de boeken van 2014 thuis hoorde. De koper ging in 2016 failliet.
Verschoven omzet
De twee BDO’ers zouden actief hebben meegewerkt aan financiële malversaties en die malversaties bewust hebben verzwegen, bracht de koper vervolgens bij de Accountantskamer in. In de jaarrekening 2013 van het verkochte bedrijf werd een balanspost ‘vooruit gefactureerde omzet’ met een bedrag van € 277.000,- opgenomen, terwijl zo’n balanspost sinds 1981 nooit eerder in de jaarrekening was opgenomen. Ook zouden de twee hebben verzuimd de koper over een omzetdeel van € 248.000,- te informeren dat voor 2014 bestemd was en de boeken zodanig te corrigeren dat dat bedrag in 2014 zou vallen en niet heimelijk in 2013.
Overschrijding driejaarstermijn
De Accountantskamer oordeelt dat de klachten over de vermeende directe betrokkenheid bij financiële malversaties niet-ontvankelijk verklaard moeten worden wegens het verstrijken van de driejaarstermijn. De klager meende dat daar geen sprake van was omdat hij pas laat was geïnformeerd over de ten onrechte verschoven omzet. Naar het oordeel van de Accountantskamer is echter duidelijk dat hij al in april 2014 bekend was met de (gestelde) benarde financiële positie van het bedrijf en dat hij daarover in de aandeelhoudersvergadering van juli 2014 nader is geïnformeerd.
Dividenduitkering
De AA werd verder nog verweten in het kader van zijn samenstelwerkzaamheden voor de jaarrekening 2013 van het verkochte bedrijf verzuimd te hebben om te controleren of de bestuurder van dat bedrijf een dividendbesluit van zijn aandeelhouder heeft goedgekeurd. Op 23 mei 2014 had hij bij deze jaarrekening een samenstellingsverklaring verstrekt. De dividenduitkering van drie ton aan de bestuurder van het verkochte bedrijf werd bepaald op basis van de vermeend gemanipuleerde cijfers. De AA vond dat er op basis van een op 21 januari 2014 uitgevoerde balanstest en uitkeringstoets geen beletsel was om een bedrag ter hoogte van de begrote winst als dividend uit te keren.
Geen navraag
De Accountantskamer oordeelt echter dat, ‘bezien tegen de achtergrond van het voorschrift van artikel 2:216, tweede lid, van het BW en juist omdat [Y2] wist dat koper en verkoper met het oog op de afrekening in de verhouding van verkoper met de vennootschap afspraken hadden gemaakt aangaande het uitkeren van dividend, op de weg van [Y2] gelegen om alvorens de verwerking van de dividenduitkering in de conceptjaarrekening die hij op 21 januari 2014 heeft opgeleverd en waarbij hij later een samenstellingsverklaring heeft afgegeven, navraag te doen bij het bestuur van [BV1] of aan de formele vereisten voor het doen van een dividenduitkering aan [B] was voldaan. Dat heeft [Y2] niet gedaan. Door dat achterwege te laten heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.’ Dat klachtonderdeel is daarom gegrond en leidt tot een waarschuwing.
Geef een reactie