Hoewel lang niet iedereen enthousiast wordt bij het idee dat accountants staan te trappelen om zich in de juridische markt te begeven juicht minister Dekker voor Rechtsbescherming een eerste experiment dat door de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) is aangekondigd toe. Wel plaatst Dekker enkele kanttekeningen bij het betreden van de juridische markt door nieuwe aanbieders: “Ik juich het toe als nieuwe aanbieders zich aandienen, waarbij het uiteraard wel van belang is dat steeds gekeken wordt welk publiek belang met het aanbod gediend is. Nieuwe aanbieders moeten met hun innovatie ook bijdragen aan verbetering van de toegang tot het recht. En als zij advocaten (in dienstbetrekking) inzetten is het van belang dat de kernwaarden en de kwaliteit niet in het gedrang komen.”
Accountants hebben belangstelling
De NOvA zette eind vorig jaar de deur op een kier voor het openbreken van de streng gereguleerde juridische markt. De Orde meldde namelijk dat vanaf 1 januari 2021 een experiment gaat worden toestaan waarmee het voor rechtsbijstandsverzekeraars onder voorwaarden mogelijk wordt gemaakt om ook niet-verzekerden bij te staan. Uit een rondgang langs verschillende accountantskantoren bleek daarna dat de meeste Big Four-kantoren kansen zien op de juridische markt en zich voorbereiden op uitbreiding in die hoek. Hoogleraar Marcel Pheiffer toonde zich daar zeer kritisch over in zijn FD-column en ook in de Tweede Kamer werden er vragen over gesteld.
Reactie minister Dekker
Minister Dekker laat nu in een brief weten het experiment van de NOvA een goede stap te vinden:
Experimenten zijn nodig om te leren en ik ondersteun het als beroepsgroepen zelf de innovatie opzoeken. Het is nu tijd om meters te maken en aan de slag te gaan. Langs deze weg wordt het onder meer voor BrandMR mogelijk om advocaten in dienstbetrekking ook ten behoeve van niet-verzekerden in te gaan zetten en ervaring op te doen met alternatieve bedrijfsstructuren.
De experimenten-paragraaf in de Verordening op de advocatuur is een opmaat voor een beleidstraject waarin de NOvA onderzoek doet naar een meer fundamentele systeemwijziging van de Voda. Het doel hiervan is om ervoor te zorgen dat het stelsel van de advocatuur innoveert zonder dat de kernwaarden en de kwaliteit in het gedrang komen. Ik meen dat de experimenten-paragraaf en het gestarte traject in samenhang beschouwd, een eerste goede stap is in het creëren van ruimte voor alternatieve bedrijfsstructuren.
Ik begrijp en deel ook, gelet op de vrije marktwerking, de vraag van de ACM of andere bedrijven dan rechtsbijstandsverzekeraars niet onder vergelijkbare voorwaarden hun advocaten kunnen laten werken. Een breder en gedifferentieerder aanbod kan immers innovatie bevorderen en kan leiden tot een betere prijs-kwaliteitsverhouding. Dit zou voor rechtzoekenden de drempel kunnen verlagen om juridische bijstand in te roepen. Ik juich het toe als nieuwe aanbieders zich aandienen, waarbij het uiteraard wel van belang is dat steeds gekeken wordt welk publiek belang met het aanbod gediend is. Nieuwe aanbieders moeten met hun innovatie ook bijdragen aan verbetering van de toegang tot het recht. En als zij advocaten (in dienstbetrekking) inzetten is het van belang dat de kernwaarden en de kwaliteit niet in het gedrang komen, overeenkomstig het door de NOvA ingezette beleidstraject. Ik zal, net zoals de ACM, met de NOVA in gesprek blijven om te bekijken of er een breder gevoelde behoefte van marktpartijen en rechtzoekenden bestaat naar nieuwe mogelijkheden voor juridische ondersteuning.
Ik bezie momenteel hoe in het licht van alle ontwikkelingen de toekomst van de juridische dienstverlening eruit moet zien en welke rol ik vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid daarbij zal innemen. Ik zal uw Kamer hierover informeren, zodra de verkenning daarnaar is afgerond.
G Timmerman zegt
Heel, heel in het algemeen heeft de minister gelijk. Inventiviteit is prima. Graag zelfs. Klopt helemaal. Maar daarmee is niet gezegd dat je spanningsvelden moet gaan willen waarvan tevoren kan worden verwacht dat ze tot ongelukken zullen leiden.