De nihilaangiften waarmee een RA het in financiële problemen verkerende uitzendbureau van de zieke zoon van een goede vriend probeerde te redden bezorgen hem een doorhaling uit het register van vijf jaar. Die tuchtrechtelijke maatregel legt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) hem in hoger beroep op. Het CBb oordeelt daarmee wel milder dan de Accountantskamer, waar hij vorig jaar maart een doorhaling van tien jaar kreeg opgelegd. Het handelen van de accountant is echter ook volgens het College ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de RA over een langere periode bewust onjuiste belastingaangiften heeft ingediend, waardoor de Belastingdienst voor een fors bedrag van bijna € 230.000,- is benadeeld. Toch wordt een doorhaling van vijf jaar passender geacht dan tien jaar.
Liquiditeitsproblemen uitzendbureau voor vrachtwagenchauffeurs
De RA staat sinds 14 september 1988 ingeschreven in het accountantsregister. Als accountant in business houdt hij een praktijk in bedrijfsadviezen. De zoon van iemand waarmee hij al meer dan dertig jaar bevriend is was eigenaar van een onderneming gericht op uitzendwerk voor vrachtwagenchauffeurs. Tot 2012 werd het uitzendbureau gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma, later via een eenmanszaak en sinds 2014 middels een BV. Voor de eenmanszaak en de BV verrichtte de RA advies- en administratieve werkzaamheden. Toen de zoon van zijn vriend tegen ernstige liquiditeitsproblemen aanliep met zijn bedrijf adviseerde de RA hem om nihilaangiften in te dienen voor de omzetbelasting en de loonheffingen. In de periode van 2014 tot 2016 deed de accountant dat ook verschillende keren voor het bedrijf.
Accountantskamer
Dat leverde hem een strafrechtelijke veroordeling tot een taakstraf van 240 uur op. Daarnaast besloot het Openbaar Ministerie de accountant ook tuchtrechtelijk aan te pakken. Dat leidde vorig jaar tot de veroordeling door de Accountantskamer. De tuchtrechter oordeelde dat de RA aangiftes bewust onjuist heeft gedaan in de periode 2014 tot en met 2016. Daarnaast had hij ten behoeve van het veiligstellen van een sociale uitkering voor de zieke zoon een vennootschap opgericht met de bedoeling dat de zoon daarbij in dienst zou treden. De klachten van het OM waren volgens de Accountantskamer gegrond vanwege strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en deskundigheid, integriteit en professionaliteit.
Hoger beroep: fiscus als extern financier gebruikt
De RA ging daartegen in hoger beroep. Over de nihilaangiften voerde hij onder meer aan dat de Accountantskamer er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij zich wel degelijk ervan heeft vergewist dat de fiscus als gevolg daarvan niet zou worden benadeeld. Zo wist de RA dat er voldoende middelen op een geblokkeerde G-rekening van de vennootschap stonden en binnen bleven komen om de verschuldigde belasting (uiteindelijk) te kunnen voldoen. Het CBb vindt dat dat betoog er niet aan afdoet dat de Belastingdienst, zonder overleg, als extern financier is gebruikt. Evenmin laat die stelling onverlet dat de Belastingdienst heeft berekend dat zij voor een fors bedrag van bijna € 230.000,- is benadeeld, terwijl niet is gebleken dat de RA op enig moment ervoor heeft gezorgd dat de onjuiste voorstelling van zaken, zoals gepresenteerd in de aangiften, werd hersteld. Die grief slaagt dus niet.
Vennootschap om sociale uitkering veilig te stellen
Een ander verhaal is het bij de grief in hoger beroep tegen de gegrondverklaring van een klachtonderdeel waarin de RA werd verweten dat hij een BV had opgericht ten behoeve van het veiligstellen van een uitkering. Het College volgt de Accountantskamer niet in het oordeel dat de RA op dit punt heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit. Zonder nadere motivering, die ontbreekt in de bestreden uitspraak, ziet het College niet in waarom het oprichten van de BV met de bedoeling dat de zoon daar in dienst zou treden ten behoeve van het veiligstellen van een uitkering in verband met ziekte, reeds vanwege dat enkele motief niet oprecht optreden is en het accountantsberoep in diskrediet brengt. Dit gedrag kan echter wel worden aangemerkt als handelen in strijd met het beginsel van objectiviteit, omdat de RA de BV niet uit eigenbelang heeft opgericht, maar om een uitkering voor de zoon veilig te stellen. De RA heeft zich hiermee te zeer vereenzelvigd met de belangen van zijn cliënt zonder dat is gebleken dat hij maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat zijn objectiviteit niet wordt bedreigd. Hieruit volgt dat de grief van de RA dat geen sprake is van niet integer handelen weliswaar slaagt, maar dat dit niet leidt tot een ander oordeel omdat de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel in hoger beroep op een andere grond standhoudt.
Maatregel: kortere doorhaling
De derde grief van de accountant was gericht tegen de opgelegde maatregel. Volgens de RA is de door de Accountantskamer opgelegde maatregel van doorhaling van tien jaar een buitenproportioneel zware maatregel.
Het College is met de Accountantskamer van oordeel dat het opleggen van de maatregel van doorhaling van de inschrijving als accountant in de registers passend en geboden is. De handelwijze van de RA is ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij neemt het College in aanmerking dat hij over een langere periode bewust onjuiste belastingaangiften heeft ingediend, waardoor de Belastingdienst voor een fors bedrag van bijna € 230.000,- is benadeeld. De accountant heeft de fundamentele beginselen van integriteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, en objectiviteit geschonden. Daar staat tegenover dat hij van zijn handelen geen persoonlijk voordeel heeft genoten. Het College acht uitsluiting van de mogelijkheid van wederinschrijving voor de duur van 10 jaar, zoals de Accountantskamer heeft gedaan, in dit geval niet proportioneel. Alles overziende acht het College een doorhaling waarbij de termijn waarbinnen de accountant niet opnieuw kan worden ingeschreven in de registers wordt bepaald op vijf jaar, passend en geboden.
‘Flagrante schending’ van fundamentele beginselen, 10 jaar geschrapt
Pim van Rozendael zegt
Terechte maatregel van de accountantskamer. Moeten ze vaker doen van die harde maatregelen