Twee sponsoren van de film Mees Kees op Kamp (2013) meenden dat er mogelijk fraude was gepleegd met het verstrekte subsidiegeld. Twee accountants deden een boekenonderzoek. Zij hadden deze opdracht nooit mogen aannemen, betoogde de producent, die beweert miljoenen aan schade te hebben geleden door het onderzoek.
Boekenonderzoek
De producent van de film stelde voor de Accountantskamer dat de geldverstrekkers CoBo (Stichting Co-productiefonds Binnenlandse Omroep) en het Filmfonds een klopjacht op hem hadden ingezet. Ze meenden dat de producent met het geld geknoeid had. Ondanks een onderzoek van het Filmfonds, dat volgens de producent aantoonde dat er niets aan de hand was, werden in 2019 twee accountants gevraagd de boeken nog eens grondig te onderzoeken. Voor dat onderzoek was volgens de producent geen reden. Ook zou het onderzoek niet objectief zijn geweest.
Grote schade
Tijdens de zitting voor de Accountantskamer in september 2021 stelde de producent dat dit boekenonderzoek hem ruim 4,5 miljoen euro aan schade had opgeleverd, vooral omdat de 24-delige televisieserie ‘Superjuffie’ van Avro/Tros daardoor niet was doorgegaan. En dan te bedenken dat de accountants de opdracht tot onderzoek helemaal niet hadden mogen aannemen. Bij de Accountantskamer werden zes klachten ingediend.
Geen reden voor onderzoek
Zo zou de rationaliteit en het doel van het onderzoek en het normenkader hebben ontbroken. Alle subsidiegeld was aan de fondsen terugbetaald uit de inkomsten die Mees Kees op Kamp had gegeneerd. Er was, kortom, geen reden voor een forensisch onderzoek door twee accountants. De Accountantskamer ging hier niet in mee. Zij kwalificeerde het onderzoek van de accountants als een persoonsgericht onderzoek. Daarbij zijn het functioneren, handelen of nalaten van een (rechts)persoon object van onderzoek. ‘Het is niet zo dat een persoonsgericht onderzoek alleen zou kunnen worden uitgevoerd als er sprake is van een financieel belang bij het onderzoek of van (een vermoeden van) fraude.’ In dit geval wilden de filmfondsen onder meer weten of de in de eindafrekening opgenomen kosten een directe relatie hadden met de vervaardiging van de film.
Niet objectief?
Een andere grief was dat een van de accountants de directrice van een van de subsidiefondsen persoonlijk kende. Hij had tijdens een cursus les gegeven aan de directrice en haar ook het diploma uitgereikt. Volgens de klacht had hij de opdracht niet mogen accepteren en schond hij het beginsel van professionaliteit. De Accountantskamer stelde eerst dat hier niet het beginsel van professionaliteit maar van objectiviteit in het geding was. Het contact tussen de accountant en de directrice was, naar de mening van de Accountantskamer, echter zo kortstondig geweest dat hierin onvoldoende aanleiding kon worden gezien dat zijn objectiviteit bedreigd was. Ook uit de gekozen bewoording (‘negatieve kleuring’ volgens de producent) in het onderzoeksrapport bleek volgens de Accountantskamer niet dat – zoals de producent stelde – het onderzoek vooringenomen was geweest.
Volkomen ongegrond
De producent vermoedde verder dat het CoBO en het Filmfonds de bedoeling hadden zijn reputatie te schaden. Daaraan hadden de accountants niet mogen meewerken. Maar dit vermoeden heeft de klager niet aannemelijk gemaakt, aldus de tuchtrechter. Ook de andere klachtonderdelen werden ongegrond verklaard.
Uitspraken van de Accountantskamer zijn geanonimiseerd. De namen van zowel de film, de klager als van de twee filmfondsen zijn in eerdere publicaties al genoemd. Daarom is ervoor gekozen deze namen ook in dit bericht te vermelden.
Download hier de uitspraak.
Geef een reactie