De Staatssecretaris van Financiën heeft het beleid voor de allocatie van belastingheffing van ontslagvergoedingen in grensoverschrijdende situaties gewijzigd.
Een actualisering van het besluit van 23 april 2015 is in de Staatscourant gepubliceerd. Dit besluit geeft een nadere uitleg bij het OESO-commentaar ten aanzien van de belastingheffing over ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie.
Deze wijziging is per 5 februari 2022 in werking getreden. De hoofdregel is nu dat een internationale ontslagvergoeding in principe wordt belast op basis van het gehele arbeidsverleden bij de werkgever, tenzij dat door omstandigheden niet mogelijk is.
Twaalfmaandenrichtlijn
Sinds 15 juli 2014 is in het OESO-commentaar een richtlijn opgenomen over de fiscale behandeling van ontslagvergoedingen. In paragraaf 2.7 van het OESO-commentaar bij artikel 15 van het OESO-modelverdrag wordt opgemerkt dat toerekening van een ontslagvergoeding in algemene zin (volgens arbeidscontract of wetgeving) kan plaatsvinden op basis van de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. In het besluit van 23 april 2015 is deze richtlijn, in het verlengde van jurisprudentie van de Hoge Raad, als hoofdregel opgenomen.
Inmiddels is gebleken dat verschillende verdragspartners de twaalfmaandenrichtlijn niet als hoofdregel toepassen en een andere uitleg geven aan het OESO-commentaar dan Nederland.
Volledige diensttijd
In deze uitleg kan ervan worden uitgegaan dat de ontslaguitkering moet worden toegerekend overeenkomstig de diensttijd waarop de hoogte van de ontslagvergoeding is gebaseerd. Doorgaans is dit de volledige diensttijd bij de werkgever die de ontslaguitkering betaalt.
Als bijvoorbeeld door tijdsverloop het verloop van de dienstbetrekking niet (volledig) kan worden achterhaald en de juiste toerekening ook niet op een andere wijze in redelijkheid kan worden benaderd, wordt teruggevallen op de laatste twaalf maanden van de dienstbetrekking bij de betreffende werkgever.
Omdat een verschillende uitleg van het OESO-commentaar kan leiden tot situaties van dubbele belastingheffing en dubbele niet-heffing, vindt de staatssecretaris het wenselijk aan te sluiten bij de hiervoor genoemde uitleg.
Deze uitleg kan worden toegepast bij ontslagvergoedingen die zijn genoten na inwerkingtreding van dit besluit.
Belastingaanslagen
Bij belastingaanslagen die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet onherroepelijk vaststaan, kan de hiervoor beschreven uitleg worden toegepast mits een belastingplichtige op verzoek van de inspecteur kan aantonen dat dit niet leidt tot (gedeeltelijke) dubbele niet-heffing.
Voorbeeld 1
Anne woont in Nederland en ontvangt van haar in Nederland gevestigde werkgever een ontslagvergoeding. Gedurende het grootste deel van haar dienstbetrekking van 5 jaar werkte zij in Nederland, alleen in het laatste jaar van de dienstbetrekking werkte zij 8 maanden in Duitsland. Omdat in dit geval het verloop van de dienstbetrekking voldoende duidelijk is, wordt de ontslagvergoeding dienovereenkomstig toegerekend. Voor 8/60e deel van de ontslagvergoeding bestaat er recht op voorkoming van dubbele belasting.
De toerekening van de ontslagvergoeding aan de relevante periode betekent niet automatisch dat het heffingsrecht over de ontslagvergoeding in zoverre toekomt aan het land waar de dienstbetrekking feitelijk is uitgeoefend. Daarvoor is doorslaggevend of dat land het heffingsrecht heeft over het reguliere loon dat voor die werkzaamheden is betaald (artikel 15 OESO-modelverdrag).
Berend woont in Nederland en ontvangt van zijn in Nederland gevestigde werkgever een ontslagvergoeding. Het verloop van de volledige dienstbetrekking is door omstandigheden niet in redelijkheid te benaderen. In de afgelopen periode van 12 maanden werkte hij voor deze werkgever 190 dagen in België, 35 dagen in Duitsland en de overige 15 dagen in Nederland.
Alleen voor de werkzaamheden in België bestaat er recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, omdat het heffingsrecht over dat deel van het loon aan België toekomt. De ontslagvergoeding die hij van zijn werkgever ontvangt, wordt geacht betrekking te hebben op de laatste twaalf maanden van uitoefening van de dienstbetrekking. Voor het deel dat toe te rekenen is aan de in België verrichte werkzaamheden, 190/240e deel van de ontslagvergoeding, is er recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.
Dit besluit ziet niet op de andere in het OESO-commentaar opgenomen situaties van toerekening van beloningen bij ontslag.
Voor de toerekening van een ontslagvergoeding is verder niet van belang of de beloning al dan niet ten laste gekomen is van een werkgever in de werkstaat.
Geef een reactie