Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is het in hoger beroep niet eens met de Accountantskamer over het werk van een RA, die als gerechtelijk deskundige een rapport uitbracht op verzoek van de rechtbank in een echtscheidingsprocedure. De accountant is niet onzorgvuldig geweest bij het rapporteren, oordeelt het College.De door de Accountantskamer opgelegde maatregel van waarschuwing vervalt dan ook.
Deskundige bij echtscheidingsprocedure
De RA trad op als deskundige in een onderzoek naar een aandelenoverdracht tussen twee accountantskantoren. Dat onderzoek was gelast door de rechtbank in een echtscheidingsprocedure tussen de mede-eigenaar van een van de kantoren en zijn vrouw. Om de verdeling van het huwelijksvermogen mogelijk te maken moest de RA in 2016 vaststellen wat de waarde van de aandelen van zijn bedrijf was op peildatum 31 maart 2014, waarbij rekening gehouden moest worden met het aandelenbelang in het verkochte accountantskantoor, dat eind 2013 voor € 169.709 op de balans stond. De vraag was onder meer hoe en wanneer een lening van € 220.000 aan de directie tot stand was gekomen.
Tuchtklacht
Het lukt de RA niet om alle gevraagde stukken binnen te krijgen en hij maakt een conceptrapport op basis van de informatie die hij wel heeft. De vrouw dient uiteindelijk een klacht in bij de Accountantskamer. De tuchtrechter vindt niet dat in het rapport een onjuiste conclusie over de verkoopprijs is opgenomen.
Bonus
De vrouw treft wel doel met haar klacht over de constatering dat er geen bonus- en beëindigingsvergoeding wordt betaald door het door de fusie ontstane accountantskantoor. Ze heeft later bankafschriften en andere stukken ontdekt waaruit blijkt dat het bedrijf van haar man wel degelijk een retentiebonus ontving. De Accountantskamer oordeelt weliswaar dat in de beëindigingsovereenkomst is overeengekomen dat er geen sprake zou zijn van bonussen of beëindigingsvergoedingen, maar ‘de vraag is of betrokkene, gelet op zijn deskundigheid, had moeten vermoeden of er althans rekening mee had moeten houden dat er mogelijk afspraken waren of zouden zijn over andere eventuele bonussen of nabetalingen, die samenhangen met de overdracht van de aandelen’.
Geen voorbehoud gemaakt
De RA heeft zelf herhaaldelijk gevraagd om de overdrachtsdocumentatie en gesteld dat deze documentatie van cruciaal belang is. Toch heeft hij de overdrachtsdocumentatie niet ontvangen. Hij had weliswaar tot de conclusie kunnen komen dat de vergoeding voor de aandelenoverdracht die ruim € 222.000 heeft bedragen, maar hij heeft bij het ontbreken van de overdrachtsdocumentatie niet kunnen concluderen dat uitsluitend dit bedrag voor de overdracht is betaald. ‘In de wetenschap dat hij aan de rechtbank rapporteerde, dat de aanlevering van stukken uiterst moeizaam ging en dat hij uiteindelijk niet over alle stukken beschikte, had betrokkene zijn conclusie met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht van de vorenbedoelde aandelen minder stellig moeten formuleren en daarbij het voorbehoud moeten maken dat hij met betrekking tot de overdracht niet over de overdrachtsdocumentatie beschikte. Het opnemen van een algemene disclaimer is daarvoor niet voldoende.’
De RA krijgt bij de Accountantskamer de maatregel van waarschuwing opgelegd. ‘Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene zich veel moeite heeft getroost om de voor zijn opdracht benodigde documentatie te verkrijgen. Op de zitting heeft betrokkene verklaard dat dit zowel voor klaagster als de rechtbank duidelijk was. Ook was bij klaagster en de rechtbank bekend dat hij zijn opdracht heeft uitgevoerd zonder over alle stukken te beschikken. Betrokkene had dit echter duidelijker naar voren moeten laten komen in zijn rapport. Niet uit te sluiten is immers dat het rapport ook in andere procedures zal worden gebruikt, en aan een rechter wordt voorgelegd die niet op de hoogte is van de voorgeschiedenis.’
Hoger beroep
De RA tekende na dat oordeel hoger beroep aan. Het College stelt voorop dat een tuchtrechtelijke procedure er niet toe strekt om de inhoud of de wijze van totstandkoming van een deskundigenbericht dat is opgesteld in het kader van een civielrechtelijke procedure, opnieuw en integraal te onderzoeken. Beoordeeld moet worden of de accountant bij het opstellen van zijn deskundigenbericht in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende beroeps- en gedragsregels (ECLI:NL:CBB:2022:211). Van die beroeps- en gedragsregels maakt het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid onderdeel uit.
Niet onzorgvuldig
Het College is van oordeel dat de RA niet onzorgvuldig is geweest bij het rapporteren dat tussen partijen is overeengekomen dat er geen bonus en beëindigingsvergoeding zal worden betaald. De accountant heeft in de inleiding van zijn rapport opgemerkt dat zijn onderzoek een zeer lange doorlooptijd heeft gehad, vanwege de trage en onvolledige informatieverschaffing van de man in de echtscheidingsprocedure en dat hij op het moment van rapporteren nog steeds niet alle stukken had ontvangen. Langer wachten kon de RA niet, omdat de rechtbank van hem verlangde dat hij zijn rapport uitbracht op basis van de informatie waarover hij beschikte. Anders dan de Accountantskamer heeft geoordeeld, blijkt wat het College betreft uit het rapport duidelijk dat hij niet over alle gegevens beschikte die hij had willen hebben, omdat de echtgenoot niet voldoende meewerkte. Eveneens anders dan de Accountantskamer, leest het College in het rapport geen stellig geformuleerde conclusie met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht van de aandelen in het bedrijf van de man. De RA heeft gerapporteerd wat hij heeft waargenomen, namelijk dat in de beëindigingsovereenkomst niets is opgenomen over een bonus of beëindigingsvergoeding. De echtgenoot heeft aan de accountant laten weten dat hij niet beschikte over een overeenkomst van de overdracht van de aandelen. De RA heeft de wel beschikbare documenten met elkaar vergeleken. Ook is van belang dat hij partijen op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken en dat hij het rapport in de conceptvorm met hen heeft besproken. Tot slot is van belang dat de RA het rapport heeft geschreven voor de rechtbank in het kader van de financiële afwikkeling van een echtscheiding en dat de rechtbank vasthield aan haar opdracht ook toen zij ervan op de hoogte was dat het niet soepel liep met het inbrengen door de echtgenoot van de gevraagde stukken. Dit alles getuigt niet van onzorgvuldigheid van de kant van de RA, oordeelt het College in hoger beroep.
Dat klachtonderdeel is daarom ten onrechte gegrond verklaard. De slotsom is dan ook dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de Accountantskamer in zoverre dient te worden vernietigd. Het College doet met toepassing van artikel 43i van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) de zaak zelf af. Het klachtonderdeel wordt (in zijn geheel) ongegrond verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de door de Accountantskamer aan de RA opgelegde maatregel van waarschuwing komt te vervallen.
College van Beroep voor het bedrijfsleven, ECLI:NL:CBB:2023:694
Geef een reactie