Een AA heeft van de Accountantskamer een waarschuwing gekregen, omdat hij de belangen van zijn debiteuren verwaarloosd heeft door geen juridisch advies in te winnen en ondanks de informatie waarover hij beschikte toch in een brief heeft vermeld dat debiteuren bevrijdend konden en moesten betalen.
Een accountant-administratieconsulent was met zijn werkmaatschappij maat in de maatschap Accountants en Fiscalisten. Deze maatschap heeft in 2007 een stil pandrecht verstrekt aan de maatschap Accountants en Adviseurs, onder meer op haar huidige en toekomstige vorderingen, omdat partijen al jaren van mening verschillen over de hoogte van de vordering van Accountants en Fiscalisten op Accountants en Adviseurs.
Klacht
De AA wordt verweten dat hij het pandrecht frustreert van de maatschap Accountants en Adviseurs en debiteuren verkeerd voorlicht. Tevens zou hij een debiteur hebben gechanteerd om tot betaling van de factuur over te gaan. Ook zou hij vragen van debiteuren onbeantwoord hebben gelaten, de administratie niet hebben bijgewerkt en spookfacturen hebben verzonden.
Gronden van beslissing
Volgens de Accountantskamer is het aannemelijk dat de AA zich bij het opstellen van de brief van onder meer 17 september 2012 heeft laten adviseren door een advocaat. ‘In de brief is een onvolledige parafrasering opgenomen van het vonnis in kort geding van 21 augustus 2012. Uit dit vonnis blijkt, anders dan betrokkene in de brief stelt, dat de voorzieningenrechter uit gaat van een bestaande vordering van Accountants en Adviseurs op Accountants en Fiscalisten, waarvan
de hoogte echter nog niet kon worden vastgesteld, mede reden waarom de voorzieningenrechter de maten van Accountants en Fiscalisten heeft veroordeeld tot afgifte van de actuele door hen getekende debiteurenlijsten die konden dienen als pandlijst. Echter, toegegeven moet worden dat het pandrecht een ingewikkeld juridisch leerstuk betreft, waarvoor betrokkene juist (en terecht) juridisch advies had ingewonnen. Van betrokkene kon onder de gegeven omstandigheden niet worden gevergd dat hij moest begrijpen dat het advies van de advocaat mogelijk onjuist was, zodat niet kan worden gesteld dat betrokkene, het advies van de advocaat opvolgend, jegens zijn debiteuren een bewust onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen.’
Dit ligt naar het oordeel van de Accountantskamer anders voor de tweede brief van de AA, te weten een brief van 9 januari 2013. ‘Hoewel het vonnis in kort geding van 9 januari 2013, waarnaar in de brief wordt verwezen, niet tot de gedingstukken behoort, is in de pleitnotitie van klaagster een citaat hieruit opgenomen. Betrokkene heeft niet betwist dat dit citaat afkomstig is uit bedoeld vonnis. Uit het citaat blijkt dat de vordering bij het vonnis van 9 januari 2013 uitsluitend is afgewezen, omdat de hoogte van de vordering onvoldoende bepaalbaar was. Hetgeen betrokkene in zijn brief van 9 januari 2013 meedeelt komt hiermee niet overeen.’ De Accountantskamer vindt dat niet aannemelijk is geworden dat de AA bij het opstellen van de brief van 9 januari 2013 wederom advies heeft ingewonnen bij zijn advocaat, hetgeen gezien de ingewikkelde juridische materie juist wel van hem verwacht had mogen worden. De Accountantskamer: ‘Vastgesteld moet worden dat betrokkene bekend was met de inhoud van de voorliggende vonnissen, wist van de verplichting pandlijsten af te geven aan Accountants en Adviseurs, en er tevens van op de hoogte was, zoals hij ter zitting zelf ook heeft aangegeven, dat Accountants en Adviseurs een vordering had op Accountants en Fiscalisten tussen € 400.000,- en € 500.000,-. Door geen nader juridisch advies in te winnen en ondanks de informatie waarover hij beschikte, toch in de brief te vermelden dat de debiteuren aan Accountants en Fiscalisten bevrijdend konden en moesten betalen, hetgeen ook per direct zou dienen te geschieden, heeft betrokkene een brief opgesteld waarvan het voor hem kenbaar moest zijn dat er reële bedreigingen (in verband met onder meer eigen belang) aanwezig waren dat het daarin jegens zijn debiteuren ingenomen standpunt inhoudelijk onjuist was, zulks ten voordele van Accountants en Fiscalisten en ten nadele van de debiteuren (en Accountants en Adviseurs). Betrokkene heeft hiermee vooral de belangen van de debiteuren, zijn cliënten, op een aan hem tuchtrechtelijk verwijtbare wijze veronachtzaamd. Zulks heeft eveneens te gelden voor de aan zijn debiteuren verschafte voorbeeldbrief voor een te voeren verweer tegen Accountants en Adviseurs.’ Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft de AA de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid (jegens vooral zijn debiteuren) en van objectiviteit (eveneens jegens de debiteuren van Accountants en Fiscalisten) geschonden.
Met betrekking tot de klachten dat de AA een debiteur heeft gechanteerd om tot betaling van de factuur over te gaan en vragen van debiteuren onbeantwoord heeft gelaten, de administratie niet heeft bijgewerkt en spookfacturen heeft verzonden, heeft de AA als verweer betoogd dat de beschuldigingen niet worden onderbouwd door de overgelegde producties. In de producties worden bovendien tegenstrijdige standpunten ingenomen, aldus de AA. Tegen dit gemotiveerde verweer van de AA is volgens de Accountantskamer niets ingebracht waaruit blijkt dat de beschuldigingen waar zijn. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond
Maatregel
Alles afwegende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
15/66 Wtra AK van 21 augustus 2015
Geef een reactie