Een door een klager zelf opgestelde e-mail met een verslag van een gesprek tijdens een kerstborrel is opnieuw beoordeeld als onvoldoende onderbouwing voor een klacht tegen een accountant-administratieconsulent. In februari vond de Accountantskamer de borrelpraat al te mager als bewijs, in hoger beroep gaat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) daar nu in mee.
Een ontslagen medewerker van een advocatenkantoor zou tijdens de borrel door de accountant, die toen nog werk verrichte voor dat kantoor, geadviseerd zijn om een klacht in te dienen. De ontslagen medewerker beweerde namelijk dat hij tijdens zijn dienstverband verbaal en fysiek mishandeld was, waarop de accountant hem op de mogelijkheid wees de zaak aanhangig te maken bij de Deken van de Orde van Advocaten.
De accountant werd bij de Accountantskamer aanvankelijk nog veel meer verweten door het advocatenkantoor. Hij zou onder anderen in strijd met de waarheid bij de Belastingdienst hebben verklaard dat de advocaat foutieve btw-opgaven had gedaan en de Belastingdienst en de FIOD vals hebben ingelicht, met als gevolg dat bij de advocaat een boekenonderzoek en een FIOD-fraudeonderzoek werd ingesteld. Het grootste deel van die klachten werd echter niet-ontvankelijk verklaard vanwege te late indiening. De rest werd door de Accountantskamer ongegrond verklaard, maar daartegen ging de advocaat in beroep.
Geen nadere onderbouwing borrelgesprek
Bij het CBb spitste de zaak zich onder anderen toe op de borrelpraat. De Accountantskamer is er volgens de advocaat ten onrecht vanuit gegaan dat het verslag van het gesprek tijdens de kerstborrel onvoldoende bewijs opleverde. Het CBb volgt echter de Accountantskamer. De advocaat heeft in eerste aanleg en in hoger beroep voldoende gelegenheid gehad om de klacht nader te onderbouwen, spreekt het College uit. Dat was bijvoorbeeld mogelijk geweest door middel van schriftelijke verklaringen van de betrokken personen. De advocaat had ook zelf getuigen mee kunnen brengen naar de zitting van de accountantskamer of van het College. Na de uitspraak van de accountantskamer bestond er eens te meer aanleiding voor de advocaat om zijn verwijten nader te onderbouwen, stelt het CBb, aangezien de accountantskamer enkele klachtonderdelen vanwege een gebrek aan onderbouwing ongegrond verklaarde.
De enkele stelling van de advocaat ter zitting bij het College dat het ondanks pogingen van zijn kant niet is gelukt om getuigen mee te brengen naar de zitting maakt dat niet anders, omdat de advocaat heeft nagelaten te onderbouwen wat voor concrete pogingen hij op dat vlak heeft ondernomen en waarom deze niet zijn geslaagd, spreekt het CBb uit. De grief slaagt daarom niet. Ook andere grieven slaagden niet, waarna het hoger beroep ongegrond werd verklaard.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2018:555
Geef een reactie