Een ex-ambtenaar van de gemeente Rotterdam heeft bij de Accountantskamer voor de derde maal aan het kortste eind getrokken met een klacht tegen vier RA’s van KPMG.
Een voormalig ambtenaar van de gemeente Rotterdam heeft tussen december 2009 en december 2011 voor € 1,5 miljoen aan valse facturen ingediend en de betaling ervan grotendeels doorgesluisd naar een eigen bedrijfje. KPMG was ingeschakeld om onderzoek te doen naar de fraude en concludeerde dat een groot aantal valse facturen is ontvangen en betaald aan de ex-ambtenaar door de gemeentelijke dienst die als taak had de jeugdwerkloosheid aan te pakken. In 2015 is de man veroordeeld tot het terugbetalen van de ten onrechte gedeclareerde bedragen aan de gemeente.
Twee klachten
In 2016 klaagde de man bij de Accountantskamer over het onderzoek: er was geen oog voor waarheidsvinding, hoor en wederhoor waren onvoldoende toegepast en stukken waren niet ter beschikking gesteld aan de man. Die klacht is ongegrond verklaard; het beroep tegen de uitspraak loopt nog bij het CBb.
Een tweede klacht, uit november 2017, ging over een eerder uitgebracht rapport uit 2013. Die is niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de driejaarstermijn.
Driemaal nog geen scheepsrecht
Nu lag de derde klacht voor bij de tuchtrechter. Die bestond uit 50 onderdelen. Behalve klachten over het onderzoek en het ontbreken van een opdrachtformulering brengt de man ook klachten naar voren over de advocaat van de RA’s: die zou gelogen hebben toen ze zei dat ze alle verslagen van het regionaal overleg jeugdwerkloosheid had gezien, maar niet de opmerking van de klager daarin. Een van de RA’s heeft ook ten onrechte beweerd dat hij de vaststellingsovereenkomst niet had. In het verweerschrift zijn verder diverse onwaarheden opgenomen, klaagt hij.
Ne bis in idem?
De Accountantskamer overweegt dat een aantal van de opnieuw uitvoerige en gedetailleerde klachten (die in algemene zin) al eerder zijn behandeld en afgewezen. Volgens het ne bis in idem-principe kan niet tweemaal dezelfde klacht worden ingediend. “Op zichzelf beschouwd doet de omvang van een klaagschrift en de hoeveelheid en omvang van de bijbehorende producties niet ter zake voor de beoordeling van de merites van een klacht.” Maar een deel van de klachten is sterk verweven met de klacht uit 2016. “Het is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde om dat uitvoerig gevoerde debat te heropenen en opnieuw over hetzelfde feitencomplex te klagen, terwijl er nog een uitgebreide appelprocedure loopt, zeker wanneer de in een volgende klachtprocedure ingediende klachten ook in de eerste klachtprocedure al hadden kunnen worden ingediend.”
Klachten te laat of ongegrond
Maar dat ne bis in idem-principe gaat niet op voor de klacht over de opdrachtbevestiging. Die is volgens de tuchtrechter niet eerder geformuleerd. Wel is de klacht te laat ingediend. De ex-ambtenaar had in april 2014 al zicht op de onderzoeksopdracht, maar heeft daarover pas in november 2017 geklaagd. Ook de klacht over het geven van oordelen in een feitenonderzoek slaagt niet: het ging om een persoonsgericht onderzoek. Verder klaagt de man opnieuw over de opzet van en het kader waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden. ‘Klager heeft niet duidelijk gemaakt welk belang hij erbij heeft om zich opnieuw over dit onderwerp te beklagen.’
Dat de RA’s er ten onrechte aan voorbijgingen dat de man niet alle facturen accordeerde, is onderbouwd weerlegd.
Geen aandacht besteden aan ontlastende informatie is een volgende klacht. ‘De Accountantskamer is van oordeel dat klager hiermee een nadere invulling geeft aan de eerder ingediende en beoordeelde klacht, inhoudende dat sprake is van ondeugdelijk onderzoek. Deze nadere invulling brengt met zich dat het in wezen hetzelfde feit betreft als voorgesteld in de eerdere klacht.’ Ook dit onderdeel wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Accountant niet verantwoordelijk voor uitspraken advocaat
De klacht over de liegende advocaat wordt ongegrond verklaard. Onjuiste mededelingen door een advocaat kunnen een accountant in beginsel niet tuchtrechtelijk worden verweten, tenzij de informatie bewust misleidend is. Daarvan is hier geen sprake. Ook onjuiste beweringen over het niet beschikken over stukken door een van de RA’s zijn niet aangetoond: ‘Zoals door betrokkenen terecht is opgemerkt, blijkt uit het proces-verbaal van de zitting niet dat [een van de betrokkenen] een opmerking van die strekking heeft gemaakt.’
Vervolgens gaat ook de klacht over onwaarheden in de verweerschriften de prullenbak in. Andere klachtonderdelen gaan vooral over taalgebruik en interpretatie en kunnen niet wijzen op misleiding, aldus de tuchtrechter. De klacht wordt deels niet-onvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Lees hier de uitspraak in zaaknummers 17/2473, 17/2474, 17/2475 en 17/2476.
Geef een reactie