EY heeft de post ‘technische voorzieningen’ in de jaarrekening van het pensioenfonds van De Nederlandsche Bank niet 1 miljard euro te hoog gesteld. Tot die conclusie kwam de Accountantskamer vrijdag.
Lakeman moest zwijgen
Zelfs ‘fraudebestrijder en activist’ Pieter Lakeman was op 29 maart j.l. uitgerukt om bij de Accountantskamer een eigen kritisch onderzoek naar de jaarrekening van het pensioenfonds van DNB te presenteren. Hij kreeg het woord alleen niet, in een zitting die met tien minuten bekeken was.
Inzichtsvereiste
De zaak was aangespannen door de Stichting Adri Brink, die strijd tegen – in haar ogen – onterecht goedgekeurde jaarverslagen van pensioenfondsen. Volgens de Stichting zou de controlerend accountant van het DNB-pensioenfonds, EY, de balanspost technische voorzieningen 1 miljard euro te hoog hebben gewaardeerd. Volgens artikel 2 lid 2 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen 2006 wordt de contante waarde vastgesteld op basis van een door DNB gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur. Dit botst volgens de stichting met onder meer artikel 362 uit het Burgerlijk Wetboek dat gaat over het inzichtsvereiste. De jaarrekening moet inzicht geven in het vermogen en het resultaat. In de jaarrekening van het DNB-pensioenfonds is over 2019 een post technische voorzieningen opgenomen van € 1.866.130,-. De accountant had dit nooit mogen goedkeuren, aldus de klacht, omdat deze post niet op basis van de rentetermijnstructuur had mogen worden berekend. De accountant had moeten rekenen met een rekenrente van 3% dan wel 6%.
De Accountantskamer voerde de volgende bepalingen aan:
- in de Pensioenwet is bepaald op welke wijze een pensioenfonds de technische voorzieningen moet vaststellen, namelijk op basis van marktwaardering.
- een algemene maatregel van bestuur kan regels stellen over de wijze van berekening van het minimum bedrag.
- In het op de Pensioenwet gebaseerde Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen staat dat de contante waarde van de technische voorzieningen wordt vastgesteld op basis van een door de DNB gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur.
- in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) 610.248 met betrekking tot de waardering van pensioenverplichtingen staat dat de contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente en dat het aanvaardbaar wordt geacht om hiervoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB te hanteren, mits consistent toegepast.
Niets aan de hand
De Accountantskamer stelt vast dat het pensioenfonds de waarderingsmethode van de technische voorzieningen in de jaarrekening 2019 heeft gekozen, rekening houdend met het bepaalde in de Pensioenwet, het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de RJ. Daarom bestond voor betrokkene geen grond om zijn goedkeurende verklaring bij de jaarrekening 2019 te onthouden.
Tot slot wordt opgemerkt dat de vraag of het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen al dan niet onverbindend is, niet door de Accountantskamer kan worden beantwoord. De Accountantskamer beoordeelt alleen of een individuele accountant in strijd met de wet of de gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld. Daarvan is in dit geval geen sprake.
De klacht (21/59 Wtra AK) is ongegrond.
Geef een reactie