Een RA is door de Accountantskamer een maand doorgehaald, na een tuchtklacht van de AFM over de manier waarop hij als groepsaccountant de cijfers van een groot vastgoedconcern controleerde. Die taak heeft hij volgens de tuchtrechter lichtvaardig opgepakt door zich onvoldoende professioneel-kritisch op te stellen. Daardoor kreeg hij niet steeds de beschikking over voldoende en geschikte controle-informatie.
Vastgoedonderneming
De controleklant van de RA was een onderneming die actief is op de internationale vastgoedmarkt. De NV staat aan het hoofd van een groep met een aantal werkmaatschappijen. De groep is van oudsher een Israëlisch bedrijf. Vanwege haar statutaire zetel in Nederland is een Nederlandse accountant betrokken. De NV was ook genoteerd aan de London Stock Exchange en gold daarom in die periode als organisatie van openbaar belang.
Panden Manhattan
De groep had eind 2018 een balanstotaal van $ 665,2 mln. Uit de stukken komt naar voren dat de belangrijkste bezittingen van de groep toen twee panden in New York waren, namelijk het pand [straat1] en het pand [straat2]. Beide panden bevinden zich in het stadsdeel Manhattan. Het pand [straat1] is in de jaarrekening 2018 opgenomen als ‘Investment property’ (vastgoedbelegging) voor een bedrag van $ 248 mln. Het pand [straat2] is in de jaarrekening 2018 als onderdeel van ‘Inventory of apartments under construction and other inventory’ (voorraad appartementen in aanbouw en andere voorraad) opgenomen voor een bedrag van $ 256,7 mln.
Groepsaccountant
De RA is directeur controlepraktijk bij een accountantskantoor en was met betrekking tot de controle van de jaarrekeningen 2010 tot en met 2013 van de NV de groepsaccountant. De controles van de jaarrekeningen 2014 tot en met 2017 van de NV zijn verricht door de Nederlandse tak van een ander accountantskantoor. Eind november 2018 heeft de NV de RA opnieuw benaderd met de vraag of hij de jaarrekening van de NV wilde controleren. De RA heeft de NV in januari 2019 een conceptofferte verstrekt voor de jaarrekeningcontrole 2018, waarbij hij heeft aangegeven de opdracht pas te kunnen aanvaarden na formele beëindiging van de beursnotering. Nadat de beursnotering aan de London Stock Exchange was beëindigd, heeft de registeraccountant de opdrachtbevestiging nog diezelfde dag ondertekend.
In het kader van zijn controle als groepsaccountant heeft de RA gebruik gemaakt van werkzaamheden die zijn verricht door de Israëlische tak van een internationaal actief accountantskantoor als component accountant. Op 1 april 2019 heeft de RA de definitieve auditinstructies aan het Israëlische kantoor doen toekomen. Van 31 maart 2019 tot en met 4 april 2019 heeft hij in het kader van de controle een bezoek aan dat accountantskantoor in Israël gebracht. Voor zijn controle heeft hij een materialiteit gehanteerd van $ 4 mln. en een uitvoeringsmaterialiteit van $ 2 mln. Op 24 april 2019 heeft de RA een goedkeurende controleverklaring afgegeven bij de (enkelvoudige en geconsolideerde) jaarrekening 2018 van de NV.
Tuchtklacht AFM
De AFM diende vervolgens op een bepaald moment een tuchtklacht in over het werk van de RA bij de boekencontrole van het Israëlische vastgoedconcern. De toezichthouder verweet hem een hele serie strijdigheden met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
De Accountantskamer geeft de AFM daarin grotendeels gelijk. Het eerste klachtonderdeel wordt niettemin ongegrond verklaard. De tuchtrechter oordeelt dat de AFM niet aannemelijk heeft gemaakt dat de RA niet of onvoldoende heeft beoordeeld of het opdrachtteam voldoende deskundig was en over voldoende tijd en middelen beschikte.
De overige klachtonderdelen gaan volgens de AFM in de kern om het ontbreken van een voldoende professioneel-kritische instelling bij de RA en (daardoor) van voldoende en geschikte controle-informatie. De Accountantskamer is het daar in grote lijnen mee eens. Zo stelt de Accountantskamer vast dat de RA de door hem beweerdelijk gestelde professioneel-kritische vragen aan het Israëlische accountantskantoor, de antwoorden daarop en zijn overwegingen die hebben geleid tot de conclusie dat de disconteringsvoet van 6% bij de waardering van [straat1] aanvaardbaar is, niet in het controledossier heeft vastgelegd. Daarom kan niet worden aangenomen dat hij de beweerdelijke controlewerkzaamheden in voldoende mate heeft verricht.
De AFM stelde verder onder meer dat de RA onvoldoende werkzaamheden had uitgevoerd met betrekking tot onder meer de veronderstelde start (op 1 juni 2019) en duur (20 maanden) van een verbouwing aan een van de New Yorkse panden, die beide vanwege de toegepaste discontering een materiële invloed kunnen hebben op de waardering.
De Accountantskamer overweegt dat de RA geen, in het controledossier opgenomen, documentatie heeft aangewezen of stukken daaruit heeft overgelegd waaruit volgt dat hij aan de door AFM genoemde specifieke aspecten met betrekking tot de verbouwing aandacht heeft besteed tijdens zijn reviewwerkzaamheden bij het Israëlische accountantskantoor en/of er zelf controlewerkzaamheden op heeft uitgevoerd. De RA heeft niet ontkend dat die aspecten bij de controle aandacht verdienden. Dat de veronderstellingen waarop een taxateur haar taxatie heeft gebaseerd volgens die taxateur betrouwbaar en accuraat zijn en dat het Israëlische accountantskantoor heeft geconcludeerd dat aan de taxateur alle relevante en correcte data zijn verstrekt, ontsloeg de RA als groepsaccountant niet van de verplichting, mede op grond van het door hem geïdentificeerde significante risico, te beoordelen of de hem beschikbare controle-informatie voldoende en geschikt was om zijn controle-oordeel op groepsniveau te baseren. Daarbij diende de RA een professioneel-kritische instelling te hanteren. Die instelling had ertoe moeten leiden dat de accountant aan bedoelde aspecten aandacht besteedde en daarvan verslag deed in het controledossier. Daarvan blijkt niet. De RA heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld.
Doorhaling
De Accountantskamer ziet meer tekortkomingen en omdat de klacht grotendeels gegrond is wordt de maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving voor de duur van één maand passend en geboden geacht. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA zijn ongedeelde verantwoordelijkheid en taak als groepsaccountant lichtvaardig heeft opgepakt door zich onvoldoende professioneel-kritisch op te stellen. Hij heeft daardoor niet steeds over voldoende en geschikte controle-informatie de beschikking gekregen. Waar de RA stelt dat hij wel voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen, blijkt dat niet uit zijn controledossier. Het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid is op meerdere onderdelen van de controle geschonden.
Uitspraak: 22-51 RA
Geef een reactie