Rabobank mocht de bankrekening van een handelaar in aardappels en uien beëindigen en heeft hierbij voldoende zorgvuldig gehandeld, heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld. Rabobank was al veertig jaar de huisbank van de handelaar.
Opzegging
De bank zegde de relatie op vanwege het risico op criminele geldstromen. De handelaar was actief in Mauritanië en ontving daarvoor grote aantallen contant geld van anonieme personen op straat in Brussel, die hij afstortte bij Rabobank. In juli 2019 heeft het OM een persbericht uitgebracht waarin staat dat de export van aardappelen en uien naar West-Afrika vatbaar is gebleken voor grootschalige witwaspraktijken vanwege contante betaalstromen. Criminelen liften mee op legale bedrijfsactiviteiten, doordat zij daadwerkelijk geleverde aardappelen en uien betalen met contant geld dat vermoedelijk van misdaad afkomstig is.
Rabobank waarschuwde de handelaar en stelde voorwaarden over het afbouwen van de contante betalingen. Rabobank bood daarbij ook een kredietfaciliteit aan. Uiteindelijk hield de handelaar zich niet aan deze afspraken en werd zijn bankrekening beëindigd.
Contante betalingen
De rechtbank is van oordeel dat Rabobank onder de gegeven omstandigheden kon overgaan tot beëindiging van de relatie en dat de opzegging dus niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij is onder meer relevant dat Rabobank het stoppen van contante betalingen als voorwaarde mocht stellen. “De forse toename van contante betalingen, zowel absoluut als relatief ten opzichte van de omzet, en de wijze waarop de contante betalingen door [eisers] in ontvangst werden genomen, te weten van een anoniem persoon op straat in Brussel, waren voor Rabobank gerechtvaardigde redenen om op korte termijn te stoppen met het faciliteren van contante betalingen. Dat komt omdat de hoeveelheid contante betalingen en de manier waarop de betalingen plaatsvonden ernstige witwas- en integriteitsrisico’s opleverden. De herkomst van het contante geld was voor Rabobank niet traceerbaar. Bij het stellen van de voorwaarde zal vast ook hebben meegespeeld dat Rabobank zich sinds september 2018 (toen ING een boete kreeg) beter bewust was van haar poortwachtersfunctie.”
Poortwachtersverplichtingen
De handelaar voerde onder meer aan dat Rabobank had moeten zoeken naar minder vergaande maatregelen dan het verbieden van contante betalingen, omdat Rabobank wist van het slecht functionerende bancaire systeem in Mauritanië en het opleggen van deze voorwaarde feitelijk het einde betekende van de handel met Mauritanië. “Dat argument gaat niet op”, oordeelt de rechtbank. “De omstandigheid dat het bankverkeer met Mauritanië slecht functioneerde, ontslaat Rabobank niet van haar poortwachter-verplichtingen om transacties te onderzoeken. Als Rabobank onder de hiervoor geschetste omstandigheden toch de stortingen was blijven accepteren, waren er grote niet-traceerbare en dus mogelijk criminele geldstromen door het financiële stelsel blijven lopen. Het stellen van de voorwaarde was dan ook gerechtvaardigd, ook al betekende het dat Rabobank de eerdere afspraken met [eisers] over de (kort daarvoor zelfs nog verhoogde) afstortmogelijkheden wijzigde en [eisers] daarmee in een lastige situatie bracht. Het eerder toestaan van het afstorten van contante betalingen betekent op zichzelf niet dat Rabobank hiermee moest blijven doorgaan.”
Opzegtermijn
Rabobank mocht wat de rechtbank betreft ook een opzegtermijn van zes weken hanteren. De rechtbank is het met de handelaar eens dat de afwijzing van het verzoek om termijnverlenging ‘onfatsoenlijk laat’ was, “maar dat betekent niet dat Rabobank het verzoek had moeten toewijzen of dat [eisers] erop had mogen vertrouwen dat dat zou gebeuren. [eisers] heeft gewezen op de lange bankrelatie met Rabobank en de in het verleden coulante opstelling, maar het ging hier om een hele specifiek situatie, waarbij Rabobank ernstige toezichtrechtelijke en integriteitsrisico’s signaleerde. Het verlengen van de termijn had meegebracht dat Rabobank meer contant geld had moeten accepteren, waarvan de herkomst oncontroleerbaar was. Onder deze omstandigheden had [eisers] niet erop mogen vertrouwen dat de gevraagde termijnverlenging werd toegestaan. Rabobank heeft ook geen uitlatingen gedaan waaruit [eisers] kon of mocht afleiden dat de termijn zou worden verlengd. De genomen beslissing van Rabobank is dan ook, mede tegen de achtergrond van het strafrechtelijke onderzoek, begrijpelijk.”
De handelaar heeft bovendien de bankvoorwaarden geschonden door contante betalingen te accepteren en dat geld, ook nadat hem dit op 11 december 2018 expliciet was verboden, te gebruiken om handelsactiviteiten mee te betalen. Daarom mocht Rabobank de klantrelatie opzeggen. Ook bij de afwikkeling van de bankrelatie heeft de bank geen fouten begaan, oordeelt de rechtbank.
Geef een reactie