Ook wanneer de accountant in een procedure optreedt als partijadviseur moeten diens bevindingen en conclusies een deugdelijke grondslag hebben. Ook moet die accountant duidelijk rapporteren en voorkomen dat op basis van zijn rapport verkeerde conclusies kunnen worden getrokken.
Een AA die als partijadviseur optrad bij de afwikkeling van een echtscheiding is daarmee in de fout gegaan, oordeelt de Accountantskamer. De accountant suggereerde in een brief dat de ex-echtgenoot van de vrouw die hij bijstond belangen heeft in Engelse vennootschappen, maar onderbouwde dat verder niet. Daarmee heeft hij, zo oordeelt de tuchtrechter onder meer, ‘de totstandkoming van een juist en volledig bindend advies belemmerd en […] niet voorkomen dat op basis van de door hem verstrekte informatie verkeerde conclusies getrokken zouden kunnen worden.’ Een berisping is daarom wat de Accountantskamer betreft op z’n plaats.
Waardering ondernemingen
Tussen de klager bij de Accountantskamer en zijn ex-echtgenote bestaat al lange tijd een geschil over de afwikkeling van hun huwelijkse voorwaarden. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om een bindend advies te geven over de verdeling van de boedel. De AA heeft van de ex-echtgenote de opdracht gekregen om haar in verband met dit geschil bijstand te verlenen en de ondernemingen van klager (een holding met dochtermaatschappijen) te waarderen. In het kader van deze opdracht heeft de accountant een brief naar de ex-echtgenote gestuurd. Daarin schreef hij onder meer over de wederpartij: “In diverse krediettrapporten wordt melding gemaakt dat er buitenlandse bindingen zijn. Er moet worden nagegaan of er betalingen zijn verricht aan partijen en/of vennootschappen gevestigd in het buitenland. Tevens blijkt ui het Engelse handelsregister dat wederpartij belangen heeft in tenminste twee vennootschapen”. Daarnaast stelde hij in de brief diverse vragen op voor de wederpartij over de vermeende buitenlandse bindingen.
Tuchtklacht
Bij de Accountantskamer verwijt de klager de AA onder andere dat hij in zijn brief onjuiste informatie heeft verstrekt en fouten heeft gemaakt bij de waardering van de ondernemingen van de klager. Ook heeft de accountant volgens klager zijn fouten ten onrechte niet gecorrigeerd.
Rol partijadviseur
De Accountantskamer gaat bij de beoordeling eerst in op het juridische kader: ‘De Accountantskamer overweegt dat (ook) de bevindingen en conclusies van een accountant die optreedt als partij-adviseur een deugdelijke grondslag moeten hebben. Ook moet die accountant duidelijk rapporteren. Hij moet voorkomen dat op basis van zijn rapport verkeerde conclusies kunnen worden getrokken. Dat geldt te meer als een accountant weet of behoort te weten dat zijn rapport zal worden gebruikt in een gerechtelijke procedure of, zoals in het onderhavige geval, dient ten behoeve van de totstandkoming van een bindend advies. De betrokken accountant moet ervoor zorgen dat zijn rapport de totstandkoming van een juist en volledig bindend advies niet belemmert, doordat het te eenzijdig is toegespitst op het belang of standpunt van de opdrachtgever. Daarvan is sprake als de inhoud van het rapport onjuist of onvolledig is, de bevindingen of conclusies van het rapport een deugdelijke grondslag ontberen of het rapport ten onrechte geen duidelijke voorbehouden of beperkingen bevat.’
Verschillende tekortkomingen
Aan de hand daarvan oordeelt de Accountantskamer dat de AA op verschillende manieren in de fout is gegaan. Ten aanzien van de buitenlandse activiteiten oordeelt de tuchtrechter: ‘Naar het oordeel van de Accountantskamer belemmert de brief de totstandkoming van een juist en volledig bindend advies omdat betrokkene in die brief onjuiste informatie heeft verschaft, hij geen deugdelijke grondslag heeft verkregen voor een aantal van zijn beweringen en hij geen duidelijke voorbehouden of beperkingen in de brief heeft opgenomen. Betrokkene heeft in zijn brief namelijk geschreven: ‘Tevens blijkt ui[t] uit het Engelse handelsregister dat wederpartij belangen heeft in tenminste twee vennootschappen, te weten: [A] en [B]’. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat in de brief met ‘belangen’ de deelnemingen in de kapitalen van deze vennootschappen is bedoeld. Betrokkene heeft op de zitting erkend dat hij het Engelse handelsregister niet heeft geraadpleegd en dat hij zijn stelling uitsluitend heeft gebaseerd op een e-mail van een derde die hij van de vrouw doorgestuurd had gekregen, zonder dat hij onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de kennelijk daarin opgenomen informatie. Dat betrokkene op 1 juni 2023 alsnog informatie heeft ontleend aan www.checkcompany.co.uk inzake de betrokkenheid van klager bij de twee Engelse vennootschappen leidt niet tot een ander oordeel. Dit neemt immers niet weg dat betrokkene in zijn brief ten onrechte heeft doen voorkomen dat zijn informatie steunt op het Engelse handelsregister. Daarnaast kan op basis van de informatie van Checkcompany niet worden geconcludeerd dat klager een aandelenbelang heeft in de genoemde vennootschappen. Uit deze informatie volgt alleen dat klager met ingang van 1 augustus 2018, ruim ná de peildatum voor de waardering (december 2015), directeur is van de genoemde vennootschappen. Dat klager de directeur is van deze vennootschappen heeft klager niet bestreden. Checkcompany is bovendien, anders dan betrokkene kennelijk meent, niet hetzelfde als het Engelse handelsregister.’
Verkeerde interpretatie mogelijk
Ook heeft de AA in een bijlage bij de brief ten onrechte de indruk gewekt dat de totale waarde van de ondernemingen van de klager € 311.345 bedraagt. Bovendien kan hem worden aangerekend ‘dat hij onvoldoende heeft voorkomen dat (onder meer) de vrouw verkeerde conclusies zou (kunnen) trekken uit zijn brief. De brief is zodanig opgesteld dat deze gemakkelijk tot misverstanden leidt. Betrokkene heeft in zijn brief namelijk gewezen op zijn opdracht om werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de waardevaststelling van de ondernemingen, waarmee hij de indruk heeft gewekt dat daarover een oordeel wordt gegeven. Dat betrokkene niet de bedoeling zou hebben gehad om een oordeel te geven over de waarde van de ondernemingen en alleen vragen en aandachtspunten zou hebben willen opstellen, blijkt niet uit de brief. Daar komt bij dat betrokkene wist dat de vrouw het sterke vermoeden had dat klager vermogen voor haar achterhoudt, zodat hij zich er des te meer van bewust had moeten zijn dat de vrouw zijn brief vanuit dit perspectief zou lezen en verkeerd zou kunnen interpreteren.’ De overige klachtonderdelen worden door de tuchtrechter grotendeels ongegrond verklaard.
Maatregel
De maatregel van berisping is daarom passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer. ‘Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene niet alleen in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft gehandeld, maar ook in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Betrokkene heeft de totstandkoming van een juist en volledig bindend advies belemmerd en heeft niet voorkomen dat op basis van de door hem verstrekte informatie verkeerde conclusies getrokken zouden kunnen worden. Ook heeft betrokkene verzuimd een toereikende maatregel te treffen om de onjuiste, onvolledige of misleidende informatie te verbeteren.’
Uitspraak: 23-935 AA
Geef een reactie