Een man is in 2015 ingeschreven in een Duitse gemeente. Hij huurt daar een kamer en een toilet voor € 1.200 per jaar. Hij heeft geen keuken ter beschikking en geen tv, verwarming en internet. Hij is ook eigenaar van een woning in Nederland die door zijn echtgenote en zoon werd bewoond, van wie hij naar eigen zeggen duurzaam gescheiden leefde. De auto, een Mercedes, had een Duitse nummerplaat, stond vanaf 16 januari 2015 op naam van de man en was verzekerd bij een Duitse verzekeraar. De auto stond niet geregistreerd in het kentekenregister.
De man was in 2015 met regelmaat in Nederland, waar hij al dan niet met de Mercedes door de politie werd gesignaleerd. Bij diverse controles door de politie Brabant Zuid-Oost in 2015 is waargenomen dat hij gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto van het merk Mercedes Benz met een Duits kenteken. Op 2 maart 2016 start de inspecteur een onderzoek naar zijn woonplaats. Op 3 juni 2016 schrijft de man zich opnieuw in de woonplaats waar zijn eigen woning staat. Zes dagen later zegt hij zijn Duitse kamer op en schrijft zich uit bij de Duitse gemeente. Hij overlijdt op 3 november 2017.
De inspecteur legt door het geconstateerde gebruik van de weg in Nederland met de niet in Nederland geregistreerde Mercedes een naheffingsaanslag BPM op van € 2.623,-. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer nog is het de vraag of de man (erflater) in 2015 in Nederland woonde. De erven stellen dat de erflater in 2015 in Duitsland woonde en daarom geen BPM in Nederland verschuldigd was en dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.
Naheffing BPM mogelijk voor degene die auto ter beschikking heeft
Hof ’s-Hertogenbosch overweegt dat als een niet-ingeschreven personenauto feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijke persoon, BPM is verschuldigd ter zake van de aanvang van het gebruik met die auto van de weg in Nederland. Met betrekking tot zo’n personenauto wordt de belasting geheven van degene die de auto feitelijk ter beschikking heeft. Bij constatering van het gebruik van de weg met een personenauto, waarvoor de belasting niet is betaald, kan de belasting worden nageheven van degene die het motorrijtuig feitelijk ter beschikking heeft.
Voor de vraag of ten tijde van de constatering van het gebruik van de weg met de Mercedes door erflater in 2015 BPM verschuldigd is, is van belang waar de erflater toen woonde. Op grond van artikel 4, lid 1, AWR wordt waar iemand woont naar omstandigheden beoordeeld. Deze bepaling is ook voor de heffing van BPM van toepassing. De woonplaats is daarmee afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
Duurzame, persoonlijke band met Nederland van belang
Van belang is onder meer de duur van het verblijf, de plaats waar gewerkt wordt, de plaats waar een woning wordt aangehouden en de plaats waar het gezin verblijft. Verder is belangrijk of de omstandigheden van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestond met Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met een ander land. Voor een woonplaats in Nederland is het niet noodzakelijk dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevind.
Het is aan de inspecteur om aan te tonen en aannemelijk te maken dat op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat erflater in 2015 in Nederland woonde en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Uit onderzoek van de inspecteur is gebleken:
– erflater had de Nederlandse nationaliteit en was in het bezit van een Nederlands paspoort;
– erflater had een eigen woning had daarvoor een Nederlandse hypotheek
en opstalverzekering en betaalde daarvoor de vaste lasten;
– de vrouw en kind(eren) van erflater woonden in die woning in Nederland ;
– erflater beschikte over een bedrijfsterrein in Nederland en verrichte
vanuit Nederland ondernemingsactiviteiten;
– erflater runde in de eigen woning een hennepplantage;
– erflater werkte niet in Duitsland en had daar geen inkomsten;
– erflater had zich niet bij de Duitse belastingdienst gemeld;
– erflater had zijn sociale netwerk in Nederland;
– erflater had zijn huisarts, tandarts en ziektekostenverzekering in Nederland;
– erflater had een Nederlandse bankrekening en Nederlandse creditcard;
– erflater had een Nederlandse telefoon- en internetprovider;
– erflater was in Duitsland fiscaal niet bekend.
Gesimuleerd in Duitsland woonachtig te zijn
De inspecteur heeft, onder verwijzing naar de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden, geconcludeerd dat erflater heeft gesimuleerd in 2015 in Duitsland te wonen, terwijl hij feitelijk in Nederland woonde. Volgens het hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat erflater het hele jaar 2015 in Nederland woonde.
Het hof acht hierbij met name van belang dat de vrouw van erflater en hun kind steeds op het adres in Nederland zijn blijven wonen. Erflater had familie, vrienden en kennissen in Nederland, die hij regelmatig bezocht en waarmee zijn leven verweven was. Ook is gebleken dat erflater in Nederland werkzaamheden verrichtte, terwijl niet is gebleken dat hij dat in Duitsland heeft gedaan. Van enige band met Duitsland is niet gebleken.
Voor het hof is niet aannemelijk geworden dat erflater in 2015 niet in Nederland maar in Duitsland woonde. Het hof gelooft niet dat erflater daadwerkelijk op de kamer in Duitsland woonde, mede gelet op het feit dat niet is gebleken dat hij daar over een douche, keuken, tv, verwarming en internet beschikte. De omstandigheid dat hij de kamer heeft gehuurd en daar mogelijk soms was, is onvoldoende om aan te nemen dat hij daar ook daadwerkelijk woonde. Erflater had in 2015 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland en was daarom hier BPM verschuldigd.
Geef een reactie