Een registeraccountant heeft in zijn arbeidsovereenkomst staan dat hij zonder schriftelijke toestemming van zijn werkgever geen werkzaamheden voor derden zal verrichten en zich zal onthouden van werkzaamheden voor eigen rekening. Ondanks deze bepaling verricht hij toch nevenwerkzaamheden.
De klacht
Een registeraccountant is als director verantwoordelijk voor de consultancy en sales & marketing bij een bedrijf dat financieel-economische criminaliteit tegengaat. De accountant heeft volgens zijn werknemer willen verhullen dat hij in privé een factuur heeft gestuurd ten bedrage van $ 21.000,- voor het maken van een automatiseringsplan voor een schadeverzekeringsbedrijf. Ook heeft de accountant volgens zijn werkgever buiten haar medeweten om een bijdrage geleverd aan een Masterclass Public Control in het buitenland. Tevens heeft de accountant met “een ander” een voorstel gedaan aan een Algemeen Pensioenfonds in het buitenland om voor bedrijven in dat land een workshop te organiseren, inhoudende het opstarten van een internal audit project, zonder dat zijn werkgever hiervan op de hoogte was gesteld.
De accountant heeft zich ziek gemeld en heeft een dag na zijn ziekmelding deelgenomen aan een symposium van de Erasmus School of Accounting & Assurance. Daarnaast heeft de accountant op de dag dat hij zich ziek heeft gemeld via een video verbinding een presentatie gehouden op een conferentie voor Centrale Banken die was georganiseerd door de Centrale Bank van een bepaald land. De Centrale Bank van dit land heeft voor de bijdrage aan voornoemde conferentie, namens betrokkene een donatie gedaan aan een stichting. Dit bedrag had volgens de werkgeefster aan haar moeten toekomen, dan wel uitsluitend met haar goedkeuring als donatie uitgekeerd kunnen worden.
Gronden van de beslissing
De accountant heeft op de zitting erkend dat hij zijn werkgeefster niet op de hoogte heeft gebracht van zijn deelname aan de masterclass in het buitenland en evenmin van het voorstel aan het Algemeen Pensioenfonds in datzelfde land. Ook heeft hij niet betwist dat zijn werkgever vooraf geen weet had van het geven van de presentatie op de conferentie. Voor de Accountantskamer staat ook vast dat de accountant tegenover zijn werkgever heeft verzwegen dat hij heeft deelgenomen aan het symposium op een dag dat hij ziek was. ‘De Accountantskamer overweegt dat betrokkene niet heeft gesteld (en dat zij het ook niet aannemelijk acht) dat het betrokkene was toegestaan klaagster geheel onkundig te laten van activiteiten die hij ondernam om klanten voor klaagster te werven. Daaruit volgt dat betrokkene zijn deelname aan de masterclass, het voorstel aan het Algemeen Pensioenfonds, de presentatie op de conferentie en zijn afspraak met de Centrale Bank om in verband met deze presentatie een goed doel te “sponsoren” in ieder geval aan klaagster had moeten melden. Vastgesteld moet worden dat betrokkene dat heeft verzuimd. De Accountantskamer onderschrijft voorts de opvatting van klaagster dat de overgelegde e-mails bepaald niet de indruk wekken dat betrokkene bij het verrichten van de hiervoor vermelde activiteiten alleen het belang van klaagster voor ogen heeft gehad. Het vorenstaande rechtvaardigt het oordeel dat betrokkene waar het gaat om de hem verweten gedragingen in zijn relatie tot zijn werkgeefster niet eerlijk en oprecht is opgetreden en aldus heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit als bedoeld in artikel 1 onder b. en artikel 6 van de VGBA. De Accountantskamer is voorts van oordeel dat betrokkene zich van de hiervoor aan de orde zijnde gedragingen had behoren te onthouden omdat ze zijn te kwalificeren als handelen waarvan hij weet of behoort te weten dat dit het accountantsberoep in diskrediet brengt. Dat betekent dat betrokkene ook heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 1 onder a. en artikel 4 van de VGBA.’
De Accountantskamer is van mening dat een schending van het fundamentele beginsel van integriteit door een accountant als regel niet met een waarschuwing kan worden afgedaan. ‘Redenen om daarvan in deze zaak af te wijken zijn gesteld noch gebleken. Ten voordele van betrokkene is meegewogen dat hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Alles afwegend acht de Accountantskamer oplegging van de maatregel van berisping passend en geboden.’
Geef een reactie