
De veroordeling van oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Robin Linschoten wegens het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee bv’s, blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld.
Btw-aangiften boekhoudkantoor
Linschoten verrichtte vanuit zijn bedrijven advieswerkzaamheden die hij maandelijks of per kwartaal factureerde. Hij leverde zijn in- en verkoopfacturen met een vertraging van soms meer dan twee jaar in bij zijn boekhoudkantoor. De aangiften omzetbelasting werden door dat kantoor gedaan op basis van schattingen die veelal veel te laag waren. Het boekhoudkantoor drong er bij de verdachte voortdurend op aan zijn administratie sneller aan te leveren. Als Linschoten facturen inzond, deed het boekhoudkantoor alsnog voor het juiste bedrag een suppletieaangifte. Toen in 2012 boekenonderzoek werd gedaan, was er nog geen suppletieaangifte ingediend over de periode januari 2010 tot en met oktober 2012. Er was over die periode ruim 100.000 euro te weinig omzetbelasting afgedragen.
In hoger beroep werd Linschoten veroordeeld tot 100 uur taakstraf voor het feitelijk leidinggeven aan het plegen van belastingfraude door zijn twee vennootschappen. De voormalige VVD-politicus stelde beroep in cassatie in tegen die uitspraak.
Cassatie
De advocaat van Linschoten vroeg de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen. In cassatie werd erover geklaagd dat het oordeel van het hof dat bij Linschoten sprake was van opzet bij het door de bv’s doen van onjuiste en onvolledige belastingaangiften niet goed is gemotiveerd. Daarnaast klaagde de advocaat dat het hof het strafdossier te laat aan de Hoge Raad zou hebben toegezonden, dat de procedure daarmee langer duurt en dat Linschoten om die reden recht heeft op strafvermindering.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de eerste cassatieklacht niet slaagt. De klacht wordt zonder inhoudelijke motivering afgedaan omdat die niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof kan leiden en geen juridisch belangrijke nieuwe vragen oproept.
De tweede cassatieklacht dat het hof het strafdossier te laat aan de Hoge Raad heeft toegezonden en dat daarmee de procedure langer duurt, slaagt volgens de Hoge Raad wel. In verband met deze langere duur van de procedure wordt de aan Linschoten opgelegde taakstraf 95 uur.
Geef een reactie