Een klant die al enkel jaren bezig was met de afwikkeling van de verbroken samenleving met zijn voormalige partner heeft zijn accountant behoorlijk in de problemen gebracht. De man vroeg de AA om enkele documenten die voor eigen gebruik waren bedoeld op briefpapier van diens accountantskantoor aan hem toe te sturen. De Accountantskamer oordeelt onder meer dat de accountant zich af had moeten vragen welk doel en belang de klant bij dat verzoek zou kunnen hebben. Dat verzoek deed immers vermoeden dat de klant de stukken niet (alleen) voor eigen gebruik nodig had, zoals de accountant aanvankelijk dacht.
Uitpsraak: 21-447 ANONIEM AA
De accountant verrichtte al geruime tijd diverse werkzaamheden voor twee BV’s waarvan de man dga is. Diens partner werkte 15 jaar in de zaak. De twee hadden een samenlevingsovereenkomst en samen kregen ze vier kinderen, maar de relatie werd in januari 2018 verbroken. Bijna drie jaar later was er nog altijd geen overeenstemming bereikt over de financiële afwikkeling van de verbroken samenleving.
Afwikkeling verbroken samenleving
De dga kreeg in december 2020 een mail van de advocaat van zijn voormalige partner, waarin enkele voorstellen werden gedaan over de afwikkeling van de verbroken samenleving. De man stuurde de mail door aan zijn accountant en die twee maakten daarop een afspraak om de mail te bespreken. Ook zouden ze dan de jaarrekeningen en de aangiften bespreken. Verder vroeg de ondernemer zijn accountant om een vergelijking te maken van zijn vermogenspositie in 2018 en 2019, de schuldpositie van de BV in kaart te brengen en een opstelling van zijn privévermogen te maken.
Briefpapier
Naar aanleiding van dat verzoek stelde de AA twee niet door hem ondertekende documenten op blanco papier op, een toelichting en een cijfermatig overzicht. De klant vroeg hem daarop op 15 januari 2021 om hem beide documenten nogmaals toe te zenden, maar dan op briefpapier van het accountantskantoor waar de AA werkt. Het ene document werd door de accountant op briefpapier van het accountantskantoor gezet, het andere is van een stempel van het accountantskantoor voorzien. Ook werden de stukken ondertekend.
Tuchtklacht voormalig partner
De voormalige partner van de man spande daarop uiteindelijk een tuchtzaak aan tegen de accountant. Bij de Accountantskamer verweet ze de AA dat hij stukken heeft opgesteld waarvan hij wist of had moeten weten dat ze in een juridisch geschil zouden worden gebruikt zonder aan te geven dat ze alleen waren bedoeld voor het bereiken van minnelijke overeenstemming. Ook zou hij, ondanks het feit dat hij erop gewezen is dat diverse stukken onjuist, onvolledig of misleidend zijn, daartegen geen maatregelen hebben genomen. Als derde verweet de vrouw de accountant dat hij geen medewerking had mogen verlenen aan het opheffen van één van de twee BV’s van haar ex, waaronder het opstellen van de slotbalans.
Op 19 augustus 2021, vijf maanden nadat de klacht bij de Accountantskamer was ingediend, stuurde de AA nog een brief aan de man. In deze brief schrijft hij dat hem bekend is geworden dat er een procedure loopt tussen de man en vrouw, en dat hij zich hierdoor genoodzaakt ziet een nadere (cijfermatige) toelichting te geven op enkele door hem opgestelde documenten. De AA benadrukt dat deze documenten alleen voor intern gebruik bedoeld waren. Tot slot verzoekt hij de man de betreffende brief in te brengen in de lopende gerechtelijke procedure.
Oordeel Accountantskamer over briefpapier
De Accountantskamer verklaart de eerste twee klachtonderdelen gegrond en de laatste ongegrond. Wat het eerste onderdeel betreft overweegt de tuchtrechter onder meer dat de AA bekend was met het feit dat de vrouw en man al bijna drie jaar uit elkaar waren, dat zij beiden een advocaat hadden ingeschakeld en dat ze na al die tijd nog steeds geen overeenstemming hadden bereikt over de financiële afwikkeling van de verbroken samenleving.
Toen de man hem vervolgens belde met de vraag om de betreffende stukken op briefpapier van het accountantskantoor te stellen en toe te sturen, had de AA zich, alvorens op dat verzoek in te gaan, gelet op het bepaalde in artikel 15 VGBA en gezien de hem bekende hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, af moeten vragen welk doel en belang de man bij zijn verzoek zou kunnen hebben. Dat verzoek deed immers vermoeden dat hij de stukken niet (alleen) voor eigen gebruik nodig had, zoals de AA aanvankelijk dacht. Bovendien had de accountant uit het feit dat de man en vrouw beiden een advocaat in de arm hadden genomen en de afwikkeling van de samenwoning tussen hen na ongeveer drie jaar nog steeds niet was geregeld, redelijkerwijs kunnen en ook moeten afleiden dat er tussen partijen (mogelijk) een (juridisch) geschil was ontstaan. In verband daarmee had de AA zich moeten realiseren dat ook derden van de stukken die hij opstelde kennis zouden kunnen nemen zonder dat uit die stukken zou blijken met welk doel zij waren opgesteld. Dat deze mogelijkheid niet denkbeeldig is wordt bevestigd door het feit dat de door betrokkene ondertekende en op naam van het accountantskantoor gestelde stukken door de man ook daadwerkelijk in gerechtelijke procedures tussen beiden zijn ingebracht. Ter zitting heeft de AA erkend dat hij, gelet op de hele situatie, achteraf bezien, aan de man had moeten vragen waarom hij de stukken op briefpapier van het accountantskantoor gesteld wilde hebben.
Opdracht niet verduidelijkt
Over het tweede klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer onder meer dat, hoewel de AA met de brief nog heeft geprobeerd de door hem opgestelde stukken nader te duiden en toe te lichten, de maatregelen die hij heeft getroffen onvoldoende zijn. Zo is, terwijl de AA al op de hoogte was van het geschil tussen de man en vrouw, in geen van de documenten, ook niet in de brief van 19 augustus 2021, uiteengezet op basis van welke opdracht en welke beroepsregels hij heeft gewerkt. Als gevolg daarvan is het voor een derde niet mogelijk om vast te stellen welke uitgangspunten zijn gehanteerd en welke werkzaamheden door de accountant zijn verricht. Duidelijkheid daarover was juist van belang omdat de stukken in een gerechtelijke procedure zijn ingebracht en uit de beschikking van de rechtbank van 4 maart 2021 blijkt dat groot gewicht is toegekend aan de stukken die door de AA zijn opgesteld.
Verder is de Accountantskamer van oordeel dat de AA, gelet op het bepaalde in artikel 15 VGBA, niet pas in zijn brief van 19 augustus 2021, maar al direct toen hij de documenten opstelde duidelijk had moeten maken dat die documenten alleen voor intern gebruik bedoeld waren. Verder overweegt de Accountantskamer dat de AA zich had moeten realiseren dat hij zich in een situatie bevond waarin (mogelijkerwijs) sprake was van een (juridisch) geschil en dat er sprake was van een bedreiging voor zijn objectiviteit in verband waarmee hij een maatregel had moeten treffen en zo nodig de professionele dienst had moeten weigeren. Hij heeft die bedreiging evenwel niet onderkend, geen maatregel genomen en die bedreiging, zijn beoordeling daarvan en de toegepaste maatregel dus ook niet vastgelegd in het dossier. De AA heeft daarmee gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 VGBA. Hieruit volgt dat hij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet heeft nageleefd.
Waarschuwing
De maatregel van waarschuwing is passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer al met al. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat de AA alleen de belangen van de man voor ogen had bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Wel is hij zich onvoldoende bewust geweest van de mogelijkheid dat zijn stukken door de man in een gerechtelijke procedure zouden kunnen worden overgelegd en van de waarde die derden, waaronder mogelijkerwijs een rechter, toekennen aan stukken afkomstig van een accountant. Ook wordt meegewogen dat de AA met zijn ondoordachte handelen het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet heeft nageleefd.
Geef een reactie