De rechtbank Rotterdam heeft een claim van 127 miljoen dollar afgewezen van het Chinese staatsbedrijf COFCO aan het adres van een handelaar die de cijfers van zijn werkgever Nidera manipuleerde. Een rapport van PwC – dat de opsteller daarvan een tuchtrechtelijke veroordeling opleverde – is onvoldoende om de claim te onderbouwen. Een aansprakelijkheidszaak tegen EY over de fraudekwestie loopt nog, maar de uitspraak over de handelaar is een flinke tegenvaller voor COFCO. De rechtbank oordeelt dat weliswaar vaststaat dat de handelaar de cijfers van agrarisch handelshuis Nidera manipuleerde, maar dat er geen causaal verband is met het door de Chinezen geclaimde handelsverlies. De rechtbank kent in de civiele procedure maar beperkte waarde toe aan het PwC-rapport dat COFCO liet opstellen.
door Misha Hofland
Cijfers gemanipuleerd
Het Chinese staatsbedrijf COFCO kocht in 2014 en 2016 alle aandelen in het Rotterdamse handelshuis Nidera. De Chinezen constateerden naderhand dat er diverse ‘boekhoudkundige onregelmatigheden’ binnen Nidera Brazilië hadden plaatsgevonden. EY NL en EY Brazilië waren de accountants van respectievelijk Nidera Capital en Nidera Brazilië. De onregelmatigheden werden volgens COFCO door het accountantskantoor ten onrechte niet opgemerkt. Het hoofd van de afdeling biobrandstof bij Nidera bleek cijfers te hebben gemanipuleerd, oordeelde de rechtbank in Den Bosch. Toch kwam de handelaar er bij de strafrechter vanaf met een taakstraf van 180 uur.
Tuchtrechtelijke veroordeling PwC’er
Na het uitkomen van het gesjoemel liet COFCO verschillende onderzoeken uitvoeren, onder andere door de forensische afdeling van PwC. De handelaar spande daarover later een tuchtzaak aan tegen de verantwoordelijke, een partner bij het accountantskantoor. De Accountantskamer vond een reeks klachten over de deugdelijkheid van het rapport echter ongegrond. Op het punt van wederhoor had de accountant wel steken laten vallen. De forensisch accountant hoefde de definitieve conclusies na het delen van het concept weliswaar niet opnieuw voor wederhoor aan de ontslagen medewerker voor te leggen, maar op zijn wederhoor was wel wat aan te merken, vond de Accountantskamer. In hoger beroep was het CBb het daar mee eens.
Claim tegen handelaar
Met de strafrechtelijke veroordeling van de handelaar in de hand claimde COFCO in een civiele zaak 127 miljoen (US) dollar van de man. Dat bedrag zou volgens de Chinezen gelijk zijn aan het geleden handelsverlies als gevolg van de manipulatie van de cijfers. In een tussenvonnis werd al geoordeeld dat de handelaar niet aansprakelijk is voor een geclaimd handelsverlies van 69.633.000 dollar. Daarna draaide het nog om 57.367.000 dollar aan extra handelsverlies dat volgens COFCO in de jaren 2013-2014 is geleden.
De kantonrechter vindt nu dat voldoende vaststaat dat de handelaar zich schuldig heeft gemaakt aan het manipuleren van de cijfers in de administratie van COFCO, waardoor de resultaten van de biobrandstofafdeling positiever in de boeken kwamen te staan dan ze feitelijk waren. Daarmee is echter wat de rechtbank betreft nog niet gezegd dat het gestelde handelsverlies aan te merken is als geleden schade en, als dat wel zo is, dat het gestelde handelsverlies is toe te rekenen aan de handelaar. “De niet gerealiseerde winsten stonden immers ten onrechte in de boeken en waren dus een fictie. Dat die bedragen later als verlies zijn afgeboekt, doet er niet aan af dat er in feite geen winst was, zodat COFCO ook geen winst heeft misgelopen.”
PwC-rapport
Daarnaast is ook het oordeel van de Accountantskamer over het PwC-rapport van belang, vindt de Rotterdamse rechtbank. Zo oordeelde de tuchtrechter dat er door de betrokken accountant ten onrechte geen wederhoor is toegepast bij het onderzoek naar de vraag wie (buiten de handelaar) op de hoogte waren van bepaalde gewraakte transacties. Hetzelfde geldt volgens de Accountantskamer voor de conclusies die in het rapport van PwC worden getrokken over het bestaan en de omvang van de door COFCO geleden schade als gevolg van het handelen van de handelaar. Dit onderdeel van het rapport is niet aan de handelaar voor wederhoor voorgelegd terwijl dit onderdeel volgens de Accountantskamer “rechtstreeks en van eminent belang is voor de positie” van de handelaar, omdat COFCO het rapport gebruikt voor de onderbouwing van haar schade in de civiele procedure en PwC dit wist. In het rapport van het accountantskantoor is, volgens de Accountantskamer, ten onrechte nagelaten de gevonden informatie zoveel mogelijk te verifiëren of op zoek te gaan naar informatie die een ander licht op de zaak zou kunnen werpen.
Onvoldoende onderbouwing (oorzaak van) schade
Tegen deze achtergrond en gezien het verweer van de handelaar komt in de civiele procedure slechts beperkte waarde toe aan het rapport van PwC, oordeelt de rechtbank. Niettemin heeft COFCO nagelaten in de civiele procedure de door de Accountantskamer vastgestelde gebreken aan het PwC-rapport te adresseren. Het Chinese staatsbedrijf heeft voor de onderbouwing van (de omvang van) de schade (wederom) volstaan met de enkele verwijzing naar het PwC-rapport. Daarmee heeft COFCO onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe het schadebedrag is opgebouwd en op welke wijze dit schadebedrag het gevolg is van de verweten handelwijze van de handelaar, terwijl het bedrijf in het tussenvonnis expliciet was verzocht hierop in te gaan. De handelaar heeft daar wat de rechtbank betreft terecht op uitgebreide en concrete wijze vraagtekens bij gezet. Zo blijft onduidelijk om welke transacties en handelspartijen het gaat, of COFCO het kredietrisico van de handelspartijen en het marktrisico van de transacties heeft afgedekt, waarom het totale negatieve saldo aan transacties met andere marktpartijen volledig te wijten is aan de handelwijze van de handelaar en welke maatregelen COFCO zou hebben getroffen om het handelsverlies te kunnen beperken tot 4 miljoen dollar als het de transactieverliezen tijdig (doordat de controlesystemen hadden gewerkt) had opgemerkt.
Geen causaal verband
De slotsom van de rechtbank is dat COFCO onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om het causaal verband tussen de verweten gedragingen van de handelaar en het gestelde handelsverlies vast te stellen. COFCO is voldoende in de gelegenheid gesteld om het schadebedrag en de grondslag daarvan te onderbouwen en toe te lichten. Het bedrijf is daar niet in geslaagd en evenmin heeft het bedrijf een concreet bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter ziet dan ook geen reden om COFCO toe te laten nader bewijs te leveren. Dat betekent dat voor toewijzing van het gestelde schadebedrag van 57.367.000 dollar geen grondslag is en dat het gevorderde bedrag van 127.000.000 dollar wordt afgewezen.
Boete
Ook op andere gronden wordt door de rechtbank geen schadeclaim toegekend. Wel heeft de handelaar in strijd met zijn arbeidsovereenkomst nevenwerkzaamheden verricht, oordeelt de rechtbank. Het boetebedrag wordt gematigd tot € 200.000,-. Een gevorderde vergoeding van onderzoekskosten wordt toegewezen voor een bedrag van € 319.828,89. Ook moet de handelaar een door hem ontvangen bonus over 2013 en 2014 (€ 412.952,14 in totaal) terugbetalen aan COFCO.
Geef een reactie