De introductie van een nieuwe uitstoottest voor auto’s heeft naar verwachting vooral gevolgen voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Maar het verhogen van de BPM-opbrengst zal niet de inzet zijn.
Dat schrijft staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën in zijn antwoorden op enkele vragen die zijn gesteld tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Autobrief II. Tevens geeft de staatssecretaris een reactie op de ingediende amendementen.
In zijn brief geeft de staatssecretaris inzicht in welke belangenorganisaties zich op zijn departement hebben gemeld tijdens de voorbereiding van Autobrief II. Tevens gaat hij in op de zorgen die zowel Pieter Omtzigt als Farshad Bashir hebben uitgesproken over de
mogelijkheden om een auto waarvoor het algemene bijtellingspercentage van 25 van toepassing is, op enigerlei wijze toch onder het percentage van 22 te brengen.
Omtzigt heeft tijdens de plenaire behandeling tevens gevraagd naar de gevolgen van de nieuwe uitstoottest voor de autofiscaliteit en met name de gevolgen voor de uitvoering daarvan. Wiebes antwoordt in zijn brief dat de introductie van een nieuwe testmethode naar verwachting vooral gevolgen heeft voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Met de nieuwe meetmethode zal de CO2-uitstoot van auto’s naar verwachting gemiddeld hoger liggen dan onder de huidige meetmethode. Eerste testresultaten wijzen daarnaast uit dat de verschillen per model groot kunnen zijn, aldus de staatssecretaris. Hij schrijft verder dat het niet voor de hand ligt om als gevolg van een nieuwe Europese testprocedure de totale BPM-opbrengst te verhogen. ‘Auto’s worden immers niet onzuiniger, alleen de meetmethode van de CO2-uitstoot verandert’. Wiebes geeft aan dat het verhogen van de BPM-opbrengst dan ook niet zijn inzet zal zijn.
In het plenaire debat heeft Wiebes ook toegezegd te kijken naar de noodremprocedure in geval van belastingerosie, maar dat naar zijn mening het belang van dit onderwerp te groot is om een dergelijk besluit zonder tussenkomst van het parlement te nemen.
In zijn brief doet hij de Tweede Kamer een voorstel dat -zo hoopt Wiebes- enerzijds recht doet aan de wens van de leden Omtzigt en Van Dijck om voortvarend in te kunnen ingrijpen indien dat wenselijk wordt geacht en anderzijds de wetgevende rol van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer te respecteren.
Geef een reactie