
Bij het Hoofddorpse Alsberg Accountants & Adviseurs zal opgelucht adem zijn gehaald na een recent vonnis van het gerechtshof Den Haag in een slepende verzekeringskwestie. Rabobank lijkt na het vonnis op te gaan draaien voor een dreigende claim van €1,3 miljoen.
Rabobank liet als assurantietussenpersoon na om de verzekering van Alsberg bij AIG om te zetten naar een verzekering als accountantskantoor, nadat de vennoten hun accountantsdiploma behaalden. Daardoor was Alsberg lange tijd ten onrechte verzekerd als administratiekantoor. De rechtbank oordeelde in 2021 dat Rabobank volledig aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. De bank legde zich daar niet bij neer, maar het hof geeft Alsberg op dit punt nu gelijk. Dat oordeel is voor het accountantskantoor van bijzonder veel waarde, want Alsberg en twee van de drie vennoten van het kantoor werden vorig jaar namelijk op hun beurt veroordeeld om in totaal €1,3 miljoen schadevergoeding te betalen aan het bedrijf SportLED. Daartegen werd hoger beroep aangetekend, maar eventuele schade komt dus hoe dan ook niet voor rekening van het accountantskantoor.
Alsberg sloot in 2009 als administratiekantoor in oprichting een beroepsaansprakelijkheidsverzekering via tussenpersoon Rabobank. Die biedt geen dekking voor werkzaamheden in de hoedanigheid van accountantskantoor; de drie oprichters zijn nog met hun accountantsopleiding bezig. Uitbreiding van de dekking zal later worden geregeld, is de afspraak. In de jaren erna halen ze hun titel; de eerste in 2011. Dat is meteen aanleiding om de bedrijfsnaam te wijzigen. Dat wordt, samen met een adreswijziging, aan Rabobank doorgegeven, die verzekeraar AIG op de hoogte stelt. De dekking blijft echter hetzelfde.
Veroordelingen
Drie jaar later brengt het – dan inmiddels – accountantskantoor een rapportage uit over een failliet bedrijf. Dat rapport wordt gebruikt voor een claim richting de voormalig bestuurders van dat bedrijf. Die wordt eerst toegewezen door de rechtbank, maar later (dat is inmiddels in 2019) oordeelt het gerechtshof anders. De voormalig bestuurders dienen in 2018 over het rapport een klacht in bij de Accountantskamer tegen twee van de drie eigenaren van het kantoor, inmiddels RA’s. Met succes: beiden krijgen begin 2019 een berisping. Er volgt ook een aansprakelijkstelling: de RA’s hebben met hun rapport hun zorgplicht verzaakt en daarmee schade veroorzaakt, is de claim. Dat leidt vorig jaar tot de veroordeling van Alsberg en twee accountants. Het accountantskantoor laat bij de uitspraak aan Accountancy Vanmorgen weten dat er hoger beroep wordt aangetekend.
Aansprakelijkheidsverzekering
Ondertussen deed Alsberg melding bij het bedrijf Heilbron, dat de bemiddelingsrol van Rabobank heeft overgenomen. Maar AIG laat begin 2019 weten dat er geen dekking is: de polis van de aansprakelijkheidsverzekering is immers bedoeld voor werkzaamheden van een administratiekantoor. Sterker nog: later zet AIG een streep door de polis. Dat nemen de kantooreigenaren niet: ze stappen naar de rechter. AIG moet de schade vergoeden die zij mogelijk lijden als ze door de rechter aansprakelijk worden geacht. Ze claimen ook dat AIG, Rabobank en Heilbron alledrie tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen: het kantoor is jarenlang ten onrechte niet verzekerd geweest als accountantskantoor.
De rechtbank Rotterdam oordeelt dat zowel Rabobank als Heilbron tekort is geschoten. Dat heeft echter waarschijnlijk alleen voor de bank gevolgen. Het causale verband tussen de schade waarover nog een procedure loopt en het falen van Heilbron acht de rechter namelijk niet aan de orde, omdat de opdracht tot het maken van het besproken rapport dateert van 8 december 2014: vóór de intermediairwijziging in 2015.
Rabobank moet voorschot betalen
Alsberg spant vorig jaar een kort geding aan tegen Rabobank, om alvast een voorschot van de bank te krijgen. Als spoedeisend belang voert het kantoor aan dat er executoriaal beslag is gelegd op de bankrekeningen van het kantoor en haar vennoten, op de woningen van die vennoten en op de aandelen in de holdings. De vordering van Alsberg is volgens de voorzieningenrechter ‘zeer stevig’ en Rabobank moet alvast €750.000 aan voorschot betalen op de nog nader te bepalen schadevergoeding.
Hoger beroep
Alsberg, Heilbron en Rabobank gaan alle drie in beroep. Met betrekking tot AIG is het hof het met de rechtbank eens dat de verzekeraar geen zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank is wat het hof betreft verder terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat Heilbron zich niet voldoende van de op haar rustende zorgplicht als opvolgend assurantietussenpersoon heeft gekweten. Het bedrijf heeft ten tijde van de overgang van de verzekeringsportefeuille dan wel op een later moment niet kritisch (genoeg) gekeken naar de inhoud van de polisvoorwaarden wat betreft de vraag of de verzekerde hoedanigheid (nog) aansloot bij de werkzaamheden van het accountantskantoor. Net als de rechtbank is het hof echter van oordeel dat causaal verband tussen het ontbreken van verzekeringsdekking voor de claim en de schending van de zorgplicht door Heilbron ontbreekt.
Rabobank volledig aansprakelijk
Tussen Rabobank en Alsberg draait het bij het hof om de vraag of Rabobank haar zorgplicht als tussenpersoon heeft geschonden, of causaal verband bestaat tussen de schending van de zorgplicht en de schade en of aan het accountantskantoor eigen schuld kan worden tegengeworpen.
Met betrekking tot de zorgplicht oordeelt het hof dat Rabobank met haar opstelling de zorgplicht van de assurantietussenpersoon miskent. ‘Die zorgplicht houdt in dat Rabobank als assurantietussenpersoon oplettend diende te zijn op feiten en omstandigheden die gevolgen konden hebben voor de dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor de werkzaamheden van [naam accountantskantoor] . Gelet op het feit dat Rabobank de beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft verzorgd voor [naam accountantskantoor] toen zij nog administratiekantoor was, en Rabobank wist dat zij zodra een van de oprichters zou zijn afgestudeerd als accountantskantoor verder wilde en ook als zodanig verzekerd wilde zijn (rov 3.5 en 3.7), had Rabobank toen zij de naamswijziging van [naam accountantskantoor] onder ogen kreeg, zich moeten realiseren dat de dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering als administratiekantoor mogelijk niet langer adequaat was. Zij had op dat moment preventieve actie moeten ondernemen, [naam accountantskantoor] moeten waarschuwen dat de dekking mogelijk niet langer voldoende was, en haar erop moeten wijzen dat een andere verzekering aangevraagd zou moeten worden. Rabobank had [naam accountantskantoor] in dat proces moeten begeleiden, maar dit alles heeft Rabobank niet gedaan. Rabobank heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen dat [naam accountantskantoor] deze nieuwe verzekering zelf of via een andere tussenpersoon zou afsluiten. Daarmee heeft Rabobank haar zorgplicht als assurantietussenpersoon geschonden.’
Causaal verband
Rabobank betwist verder dat, als zij destijds wel voor Alsberg een beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor accountantswerkzaamheden zou hebben aangevraagd, deze ook daadwerkelijk tot stand zou zijn gekomen. Dit verweer wordt verworpen: ‘Het hof acht voldoende aannemelijk dat, indien Rabobank in 2011 zou hebben gedaan wat van haar verwacht had mogen worden, een nieuwe beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor accountantswerkzaamheden in 2011 of 2012 tot stand zou zijn gekomen. Redenen waarom [naam accountantskantoor] in die periode niet met goed gevolg het acceptatieproces van AIG (of een andere verzekeraar) zou hebben doorlopen heeft Rabobank niet gesteld. Evenmin heeft Rabobank gesteld dat de nieuwe verzekering tot een einde zou zijn gekomen voor de schadetoebrengende gebeurtenis, zodat aannemelijk is dat een verzekering tot stand zou zijn gekomen en dat deze ten tijde van de schadetoebrengende gebeurtenis nog steeds van kracht zou zijn.’ Ook andere bezwaren van Rabobank met betrekking tot de causaliteit worden door het hof terzijde geschoven.
Eigen schuld
Rabobank voert verder nog aan dat Alsberg niet in de veronderstelling had mogen verkeren dat een beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor accountantswerkzaamheden was afgesloten, omdat voor een dergelijke verzekering geen acceptatieproces bij AIG was doorlopen, geen aanvraagformulier door het accountantskantoor was ingevuld, geen polisblad was ontvangen en geen (hogere) premie was betaald. Rabobank zet deze feiten in de sleutel van eigen schuld. Ook deze grief wordt verworpen: ‘[naam accountantskantoor] had wellicht ook zelf beter op kunnen letten, waarmee de schade zou zijn voorkomen omdat zij zelf het initiatief zou hebben genomen om tot wijziging van de polis te komen. Echter, de in rov 3.7 vermelde e-mail van 11 december 2009, en met name de zinsnede: “Na veel gezocht te hebben zijn we uiteindelijk bij AIG terechtgekomen. Zij willen het risico verzekeren, conform je wens om eerst de hoedanigheid administratiekantoor aan te houden en als een van jullie is afgestudeerd, de polis voort te zetten als accountantskantoor”, heeft [naam accountantskantoor] op het verkeerde been kunnen zetten. [naam accountantskantoor] heeft hieruit redelijkerwijs mogen begrijpen dat haar verzekering goed geregeld was en dat de polis na het afstuderen van één van de vennoten kon en zou worden voortgezet, met inbegrip van de dekking voor accountantswerkzaamheden. Dat deze veronderstelling niet juist was en dat de onder 6.27 weergegeven stappen nog nodig waren om de juiste (nieuwe) verzekering te hebben, hoefde [naam accountantskantoor] als leek niet te begrijpen. Zij mocht erop vertrouwen dat Rabobank als haar deskundig assurantietussenpersoon haar belangen zou behartigen en haar zou waarschuwen als er iets gewijzigd zou moeten worden. Dat [naam accountantskantoor] ondernemer is en als accountant wettelijk verplicht is een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten maakt een en ander niet anders.’
Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank Rotterdam voor zover het is gewezen tussen het accountantskantoor en Rabobank. Welke gevolgen dat voor de bank heeft zal moeten blijken uit het hoger beroep dat Alsberg heeft aangetekend in de schadezaak.
Geef een reactie