BDO heeft de belangrijkste wijzigingen uit het Belastingplan 2016 en de Overige Fiscale Maatregelen 2016 die betrekking hebben op overheidsondernemingen op een rij gezet.
Bestrijding BV/CV constructies
Op basis van jurisprudentie kwalificeert het houden van een commanditair belang in een commanditaire vennootschap (CV) niet als het drijven van een onderneming. Dit betekent dat heffing van vennootschapsbelasting (vpb) kan worden voorkomen door een zogenaamde BV/CV-constructie (zie afbeelding). In deze constructie worden een BV en een CV opgericht. Het overheidslichaam wordt commanditair vennoot in de CV en houdt 100% van de aandelen in de BV. De BV wordt aangemerkt als beherend vennoot. Vervolgens worden ondernemingsactiviteiten overgedragen van de belastingplichtige naar de CV. Middels deze constructie wordt slechts de beheersvergoeding (een laag percentage) belast met vpb.
De Staatssecretaris acht deze constructie onwenselijk en merkt het zijn van medegerechtigde in een CV die een onderneming drijft aan als het drijven van een onderneming. De resultaten uit de CV worden met vpb belast bij de belastingplichtige (stichting of publiekrechtelijke rechtspersoon). Deze bepaling geldt ook voor stichtingen en verenigingen.
Fusiefaciliteit publiekrechtelijke rechtspersonen
In de parlementaire geschiedenis bij de Wet Modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen heeft het kabinet aangegeven dat zij van mening is dat een bestuurlijke herindeling (onder voorwaarden) zonder fiscale consequenties plaats moet kunnen vinden. Deze fiscale faciliteit zou van geval tot geval worden geregeld. Gezien het feit dat bestuurlijke herindelingen met enige regelmaat plaatsvinden heeft de Staatssecretaris nu alsnog besloten om de fiscale faciliteit in de wet op te nemen. Deze ‘fusiefaciliteit voor overheden’ is gebaseerd op de reeds bestaande fusie- en splitsingsfaciliteiten in de vpb. Om de faciliteit toe te kunnen passen moet aan een achttal voorwaarden worden voldaan. Indien niet aan alle voorwaarden wordt voldaan kan een verzoek worden gedaan aan de inspecteur. De inspecteur kan vervolgens nadere voorwaarden stellen om een latere heffing te verzekeren.
Uitbreiding vrijstelling voor dienstverleningsovereenkomsten
Op basis van het amendement Dijkgraaf worden activiteiten vrijgesteld van vennootschapsbelasting indien:
- het overheidstaken betreft,
- die op basis van een dienstverleningsovereenkomst worden uitgevoerd, en
- deze activiteit op basis van de overheidstakenvrijstelling zou zijn vrijgesteld bij de ontvanger indien deze ze zelf uit zou voeren.
Een strikt grammaticale uitleg van deze bepaling betekent dat de vrijstelling niet geldt indien de activiteiten niet zijn belast bij de ontvanger, omdat geen sprake is van een onderneming. Deze uitleg is te beperkt volgens de staatssecretaris. Daarom is reeds in de parlementaire geschiedenis van de Wet Modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen een uitbreiding aangekondigd. Deze uitbreiding is opgenomen in de Overige Fiscale Maatregelen 2016. De vrijstelling voor dienstverleningsovereenkomsten is van toepassing indien:
- de activiteiten kwalificeren als overheidstaak; en
- met de uitoefening van de overheidstaak wordt niet in concurrentie getreden; en
- de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een dienstverleningsovereenkomst; en
- indien de ontvanger de activiteiten zelf zou hebben verricht,
a. zouden de activiteiten zijn vrijgesteld; ofzouden de activiteiten zijn vrijgesteld; of
b. zouden de activiteiten niet tot belastingplicht hebben geleid (geen sprake van een onderneming).
Geef een reactie