Na een paar weken van wachten, speculeren, bijeenkomsten met heftige discussies en bijeenkomsten met voorzichtige doorkijkjes is-ie er dan nu: de rapportage van de tijdelijke commissie Standaard 4410. Mijn eerste indruk? Ik ben wel enthousiast, merk ik. Als ik er langer naar ga kijken (wat ik zeker ga doen), heb ik vast nog wel weer nieuwe vragen. Maar ik wil nu toch mijn eerste, positieve indruk ventileren.
Waarom ben ik enthousiast? Ik vind de rapportage op een groot aantal onderdelen heel helder. Niet alleen over de toepassing van Standaard 4410, maar ook over de VGBA, Wwft en NVAK aav. De commissie heeft een aantal veel gestelde vragen eenduidig beantwoord. Vragen waarop ik de afgelopen jaren soms een breed scala aan mogelijke antwoorden hoorde. Ik denk dan aan onderwerpen als (initiële en/of afsluitende) cijferbeoordeling, materialiteit en bedreigingen van de fundamentele beginselen. Maar er zijn er nog veel meer. De tijdelijke commissie heeft hierover duidelijke standpunten ingenomen en dat vind ik prettig.
Ook het feit dat deze rapportage uitdrukkelijk bij toetsers onder de aandacht wordt gebracht, stemt mij hoopvol over de aanpak van toekomstige toetsingen. Er is een minimumpositie qua dossiervorming in kaart gebracht én er zijn veel voorkomende vragen beantwoord. Hierdoor verwacht ik minder vaktechnische discussie over standpunten van toetsers en kunnen getoetste kantoren beter het gesprek met toetsers aangaan. Natuurlijk is dit niet dé oplossing voor alle eerder door ons gesignaleerde problemen bij toetsingen. Maar het is in ieder geval een eerste stap in de goede richting.
En ja, het staat nu vast dat Standaard 4410 verplicht is voor micro-entiteiten. Deze duidelijkheid, gecombineerd met de gegeven uitleg in deze rapportage stemt mij ook positief. Wil dat zeggen dat ik het eerdere Full•Finance-standpunt over de verplichte toepassing van Standaard 4410 op micro-entiteiten niet langer onderschrijf? Nee, ik denk nog steeds dat de VGBA voldoende basis had geboden voor het maken van een jaarrekening van een micro-entiteit, rekening houdend met de wettelijke vrijstellingen. Maar de verduidelijking van de dossiervereisten maken dat ik wel kan leven met de keuze van de NBA.
Wie nu een exact recept verwacht voor hoe een samensteldossier er altijd uit moet zien, zal teleurgesteld zijn in de rapportage. De regelgeving blijft principle-based, dus er blijft ruimte voor interpretatie. Ook zal niet iedere accountant het prettig vinden om een ‘minimaal’ dossier aan te leggen, al was het alleen maar omdat ook assistent-accountants een bijdrage aan het dossier leveren, wat de accountant moet kunnen reviewen. Maar een minimale positie maakt duidelijk waar de ondergrens ligt. En vervolgens is het aan het kantoor om een eigen optimum te kiezen, in de vorm van bijvoorbeeld een handboek, instructies of een werkprogramma of combinaties van het genoemde.
Als ik terugkijk naar mijn opinie in AccountancyVanmorgen van een maand geleden en ik lees nu deze rapportage, dan stel ik vast dat mijn hoop die ik in dat artikel heb uitgesproken gelukkig geen ijdele hoop is gebleken.
Geef een antwoord