
Een vrouw die recht meende te hebben op hypotheekrenteaftrek stelde bij de rechtbank dat de ondertekening van haar IB-aangifte via DigiD niet geldig zou zijn, omdat haar ex-echtgenote daar onbevoegd gebruik van had gemaakt. De rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt echter dat de fiscus terecht heeft geweigerd om de aanslag ambtshalve te verminderen. De aangifte is ingediend overeenkomstig de daarvoor gestelde voorwaarden, met digitale handtekeningen van beide fiscale partners. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de vrouw om ervoor te zorgen dat er geen onbevoegd gebruik kan worden gemaakt van haar DigiD.
De man en vrouw waren tot 2016 gehuwd. Het hele jaar 2018 stonden de vrouw, haar ex-echtgenoot en hun kinderen ingeschreven op een adres waarvan de woning het gezamenlijke eigendom is van de vrouw en haar ex-echtgenoot. In maart 2019 diende de vrouw een aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 in, waarin was aangegeven dat ze dat jaar geen fiscaal partner had en een hypotheekrenteaftrek van € 5.668 in aanmerking werd genomen.
Herziene aangifte
Op 21 april 2019 werd door of namens de vrouw een herziene digitale aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 ingediend. Daarin werd aangegeven dat de vrouw gedurende het gehele jaar 2018 wel een fiscaal partner had. De hypotheekrenteaftrek werd in de herziene aangifte volledig toegerekend aan de ex-echtgenoot. De aangifte werd ondertekend met de DigiD van de vrouw en mede ondertekend met de DigiD van de ex-echtgenoot.
Bezwaar tegen herziene aangifte
De voorlopige aanslag IB/PVV 2018 werd conform de herziene aangifte vastgesteld en resulteerde in een te betalen bedrag van € 654. De vrouw maakte daar bezwaar tegen en gaf daarbij aan dat de op 21 april 2019 ingediende herziene aangifte zonder haar toestemming was ingediend. Ze stuurde op 10 juli 2019 een papieren aangiftebiljet in waarop ze aangaf het hele jaar 2018 een fiscaal partner te hebben gehad en wel weer aanspraak maakte op hypotheekrenteaftrek. De papieren aangifte werd niet mede ondertekend door de ex-echtgenoot.
Ondertekening DigiD
De fiscus volgde echter de herziene aangifte van 21 april 2019. De vrouw spande daarop een rechtszaak aan.
De rechtbank stelt voorop dat de gekozen verdeling van de gezamenlijke inkomensbestanddelen alleen kan wijzigen indien dat door de belastingplichtige en de fiscaal partner gezamenlijk wordt gewijzigd, zolang de aanslagen van beiden nog niet onherroepelijk vaststaan.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de fiscus terecht geweigerd om de aanslag ambtshalve te verminderen. De rechtbank hecht daarbij belang aan het feit dat de herziene aangifte inkomensbelasting is ingediend, overeenkomstig de daarvoor gestelde voorwaarden, met digitale handtekeningen van beide fiscale partners en dat aan de ex-echtgenoot op die basis een aanslag is opgelegd. De stelling van de vrouw dat haar ondertekening middels DigiD niet geldig zou zijn, treft geen doel. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de vrouw om ervoor te zorgen dat er geen onbevoegd gebruik kan worden gemaakt van haar DigiD. De gevolgen van de gebruikmaking van de DigiD van de vrouw behoren dan ook in beginsel voor haar rekening en risico te komen. Voorts is de gestelde uitzonderlijke situatie waardoor hiervan zou moeten worden afgeweken en de gevolgen voor de Belastingdienst zouden moeten komen, niet aannemelijk gemaakt.
Ook kan al het overig gestelde niet tot een ander oordeel leiden. De vrouw heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat de aanslag te hoog is vastgesteld. De rechtbank is ook niet bevoegd – zoals ze heeft verzocht – om op grond van gestelde redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten.
Geef een reactie