
Een BV vormt in 2015 een pensioenvoorziening voor één van haar dga ’s voor een bedrag van € 50.000,- en brengt dat ten laste van het fiscale resultaat. In 2016 doteert de BV € 40.000,- aan de pensioenvoorziening en rent dat bedrag op met € 215,-. In de jaren 2017, 2018 en 2019 wordt de pernsioenvoorziening verder opgerent.
In 2021 stelt een inspecteur een boekenonderzoek in naar de aanvaardbaarheid van de aangiften Vpb over de jaren 2016 tot en met 2019. De inspecteur wijkt af van de ingediende aangifte IB/PVV 2019 en laat de gevormde pensioenvoorziening vrijvallen ten bate van het fiscaal resultaat. De inspecteur stelt dat er sprake is van een balansfout omdat de BV ten onrechte een pensioenvoorziening heeft gevormd.
Dga is niet in dienst bij de BV en ontvangt geen salaris
Een pensioenvoorziening kan volgens hem alleen gevormd worden wanneer deze voldoet aan de regels van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. De inspecteur stelt dat er op geen enkele wijze aan deze regels wordt voldaan. De inspecteur stelt verder dat de dga niet in dienstbetrekking staat van de BV en geen salaris ontvangt. Daarom is de pensioenvoorziening volgens hem terecht gecorrigeerd.
De BV stelt in beroep bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de pensioenvoorziening terecht is gevormd, omdat sprake is van een pensioengat bij een van haar dga ‘s. Hoewel de dga niet of nauwelijks in loondienst heeft gewerkt heeft hij een zeer fors pensioengat. Bovendien, zo stelt de BV, ontvangt de dga € 6.000,- van de BV in 2017 dat is aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden wat als loon moet worden gezien, aldus de BV.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat niet voldaan is aan de voorwaarden om pensioen in eigen beheer op te bouwen, zodat de BV de pensioenvoorziening ten onrechte heeft gevormd. De dga heeft geen loon van de BV ontvangen in 2015 en 2016, zodat geen sprake is van pensioengevend loon.
Balansfout moet in het jaar van ontstaan worden hersteld
Alleen om die reden al kan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake kan zijn van enige opbouw van pensioen in eigen beheer. De stelling van de BV dat sprake zou zijn van een pensioengat bij de dga maken niet dat er dan andere regels gelden voor het vereiste loon voor de opbouw van een pensioen in eigen beheer. Door deze feiten is sprake van een balansfout, oordeelt de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat als sprake is van een balansfout die niet of niet volledig in het jaar waarin de fout is ontstaan kan worden hersteld, kan de fout door toepassing van de foutenleer in het oudste nog openstaande jaar worden hersteld. De inspecteur heeft gesteld dat de fout in 2019 gecorrigeerd moeten worden, omdat 2019 het oudste nog openstaande aanslagjaar is. De BV stelde dat de correctie zou moeten plaatsvinden in 2015 en 2016 en beweert dat de inspecteur de pensioenvoorziening niet in 2019 mag corrigeren op grond van de foutenleer.
Omdat de rechtbank al heeft geoordeeld dat sprake is van een balansfout stelt de rechtbank vast dat de aanslagen Vpb over de jaren 2015 en 2016 onherroepelijk vaststaan en dat de navorderingstermijn over die jaren is verstreken. Dat betekent dat correctie van de fout in de jaren waarin de fout is ontstaan niet langer mogelijk is. Omdat correctie van de fout niet langer mogelijk is heeft de inspecteur de fout naar het oordeel van de rechtbank terecht in het oudste nog openstaande jaar, 2019, hersteld.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2025:86
Geef een reactie