
Een dga vestigt zich in 2011 met zijn echtgenote op Bonaire. In december 2001 geeft hij opdracht om een Stichting Particulier Fonds (SPF) op te richten op Curaçao. Een samenstel van rechtshandelingen leidt ertoe dat de SPF middellijk aandeelhouder wordt van diverse vennootschappen. De aandelen van twee BV’s behoorden eerder tot het vermogen van de dga.
Het dividend dat de SPF ontvangt schenkt zij in 2007, 2008 en 2009 aan de zoon van de dga. Door de FIOD wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar de dga, een belastingadviseur van de dga en het advieskantoor in Rotterdam waarvoor de adviseur werkzaam was. De reden voor het onderzoek is het door of namens de dga opzettelijk onjuist of onvolledig doen van de aangiften inkomstenbelasting 2007 en 2009 en het valselijk opmaken of vervalsen van de aangiften De inspecteur legt voor de jaren 2007 en 2009 navorderingsaanslagen IB/PVV op naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van respectievelijk € 32.000,- en € 540.502,-.
Geen sprake van schending artikel 8:42 Awb
In geschil voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant is onder meer of alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. De dga stelt dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd en dat de inspecteur dus niet aan zijn wettelijke verplichting heeft voldaan. Ten aanzien van de strafdossierstukken is de rechtbank van oordeel dat er geen schending is van artikel 8:42 van de Awb. Het betoog van de dga met betrekking tot de strafdossierstukken is gestoeld op de redenering dat de stukken die in bezit zijn van de contactambtenaar daarmee ook ter beschikking staan aan de inspecteur. De rechtbank verwerpt dat betoog.
De dga stelt ook dat het advies van de belastingadviseur uit het dossier moet worden verwijderd. Opname van dit stuk is volgens hem in strijd met het fair play beginsel, aangezien dat stuk belastingadvies bevat. Dat geldt volgens de dga ook voor (onderdelen van) verklaringen van de belastingadviseur alsmede voor het verhoor door de FIOD van de belastingadviseur.
Advies belastingadviseur
De dga verklaarde tegenover de FIOD dat hij het besluit om de SPF op 31 december 2009 te ontbinden had genomen naar aanleiding van een advies van zijn belastingadviseur. Die had hem bericht over een passage uit een recente brief van de staatssecretaris van Financiën m.b.t. nieuwe successiewetgeving die op 1-1-2010 in zouden gaan. De passage betrof de aanpak van doelvermogens waaronder de Stichting Particulier Fonds.
Volgens de adviseur kwam het er op neer dat er op basis van de wetsvoorstellen die er nu liggen na 1-1-2010 door de Stichting Particulier Fonds heen gekeken gaat worden. Dit zou volgens de adviseur in feite betekenen dat eventuele dividenden uit een BV met 25% inkomstenbelasting (aanmerkelijk belang heffing) belast zullen gaan worden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om stukken buiten beschouwing te laten wegens strijd met het fair play beginsel. Dit beginsel gaat niet verder dan dat de inspecteur zijn bevoegdheden om informatie op te vragen niet gebruikt om adviezen van een belastingadviseur aan cliënten op te vragen. Het fair play beginsel verhindert niet dat de inspecteur dergelijke adviezen voor de heffing gebruikt, indien de inspecteur deze op andere, rechtmatige wijze verkrijgt.
Niet gebleken is van een dergelijke onrechtmatige verkrijging. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat de inspecteur door het enkele bezit van het advies een oneerlijke voorsprong heeft verkregen in deze procedure. De rechtbank zal daarom aan de omstandigheid dat er zich onder de stukken ook een advies bevindt, geen gevolgen verbinden.
Verlengde navorderingstermijn
De dga is ook van mening dat de verlengde navorderingstermijn niet mag worden toegepast omdat volgens hem niet aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de verlengde navorderingstermijn toepassing vindt. Deze termijn is van toepassing indien te weinig belasting is geheven over in het buitenland gehouden vermogensbestanddelen of in het buitenland opgekomen inkomensbestanddelen.
De stelling van de inspecteur dat door de betrokkenheid van de dga bij de SPF, waarbij die SPF inkomsten uit aandelen in Nederlandse vennootschappen ontvangt, sprake is van in het buitenland opgekomen inkomensbestanddelen voor de dga slaagt. Er is namelijk sprake van betalingen van dividend aan een SPF op Curaçao. De dga kon daarbij, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de feitelijke betrokkenheid van de belastingadviseur van de dga en de beperkte rol van het formele bestuur van de SPF, zoals die blijkt uit de stukken van het dossier, vrijelijk beschikken over de inkomens- en vermogensbestanddelen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen.
Nieuw feit en niet-invullen trustvraag
Ondanks dat de dga anders beweert stelt de inspecteur dat sprake is van een nieuw feit waardoor hij kan navorderen. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit. De inspecteur beschikte niet eerder dan na de ontvangst van gegevens uit Curaçao op 4 september 2013 over informatie met betrekking tot de SPF. Deze gegevens zijn aanleiding geweest voor het instellen van een onderzoek en het vervolgens opleggen van de navorderingsaanslagen.
De rechtbank betrekt daarbij dat de dga niet de trustvraag in zijn aangiften heeft aangekruist. De inspecteur hoefde in dit geval in redelijkheid niet te twijfelen aan de juistheid van de in de aangiften opgenomen gegevens van de dga. Dat de inspecteur mogelijk eerder op de hoogte had kunnen zijn van de SPF, zoals de dga stelt, betekent niet dat daardoor de inspecteur ook op de hoogte had kunnen geraken van de betrokkenheid van de dga daarbij.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijslast voor beide jaren moet worden omgekeerd en verzwaard. De dga heeft in zijn aangiften 2007 en 2009 niet aangekruist dat hij betrokken is bij de SPF. Daarmee is sprake van een onjuiste beantwoording van een vraag in die aangiftebiljetten waardoor niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Het feit dat niet de vereiste aangiften zijn gedaan, heeft in beginsel tot gevolg dat de omkering en verzwaring van de bewijslast wordt toegepast.
Doordat de dga zijn betrokkenheid bij de trust niet heeft vermeld, is de inspecteur van belang zijnde controle-informatie onthouden, die relevant is voor de heffing van belasting in de jaren waar de aangiften over gaan. De rechtbank verwerpt verder het standpunt van de dga dat hij zich niet bewust was van de onjuiste beantwoording van de vraag. De bewustheid van de dga speelt in dit verband namelijk, anders dan in geval van het niet doen van de vereiste aangifte wegens inhoudelijke gebreken daarin, geen rol. Dat betekent dat de bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard.
Beschikkingsmacht vermogen SPF
Bij de vraag of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd gaat het er voornamelijk om of de dga kon beschikken over het vermogen van de SPF als ware het zijn eigen vermogen. Gelet op de omstandigheid dat voor de navorderingsaanslagen de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is, rust op de dga naar het oordeel van de rechtbank de verzwaarde bewijslast om te doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
Het is aan de inspecteur om een redelijke schatting te maken van de in de navorderingsaanslagen begrepen inkomens- en vermogensbestanddelen. Gelet op het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank over de beschikkingsmacht van de dga over het vermogen van de SPF, is het niet onredelijk dat de inspecteur de aan de SPF uitgekeerde dividenden bij de dga in de heffing heeft betrokken.
Met dat wat de dga heeft aangevoerd, heeft hij niet doen blijken dat de navorderingsaanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd, aldus het oordeel van de rechtbank.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, ECLI:NL:RBZWB:2025:849
Geef een reactie