Het is maar de vraag of de voorgestelde nieuwe aanpak van de NBA-stuurgroep Publiek Belang zal leiden tot meer vertrouwen in de accountancysector. Dat stellen vier aan Nyenrode verbonden RA’s in reactie op de green paper die de stuurgroep ter consultatie heeft gepubliceerd. De vier stellen een andere invullen van het begrip controlekwaliteit voor.
Marktpartijen en andere belanghebbenden konden tot 1 oktober reageren op de green paper van de stuurgroep Publiek Belang, die tot doel heeft te komen tot een meer inhoudelijke en eenduidige invulling van het begrip auditkwaliteit.
De stuurgroep wil daarmee een gezamenlijk beleidsstandpunt formuleren over wat de accountancysector onder controlekwaliteit verstaat. De vier Nyenrode-deskundigen Herman van Brenk, Joost van Buuren, Remko Renes en Marlies de Vries betwijfelen of de aanpak die in de green paper wordt voorgesteld, zal leiden tot herstel van vertrouwen in het accountantsberoep.
Vertroebeld beeld
Het meten van de controlekwaliteit aan de hand van individuele controleopdrachten geeft een vertekend beeld, betogen zij. “Binnen een controleopdracht — het laagste aggregatieniveau — zijn meerdere personen betrokken die ieder een eigen niveau van controlekwaliteit realiseren op basis van de door hen uitgevoerde werkzaamheden. Bij het meten van controlekwaliteit op het niveau van een controleopdracht vindt dus aggregatie plaats wat zorgt voor vermenging (een
gemiddelde). Dit beeld wordt nog sterker vertroebeld als controlekwaliteit tot uitdrukking wordt gebracht voor een accountantsorganisatie als geheel. Hoe hoger het aggregatieniveau, hoe lager de informatiewaarde van een kwantitatieve indicator van controlekwaliteit (bijvoorbeeld het aantal controleopdrachten per accountantsorganisatie dat door de AFM als ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ wordt gekwalificeerd). Bovendien is het de vraag of alle individuele onderdelen van controlekwaliteit even zwaar moeten meewegen als aggregatie plaatsvindt. Kortom, deze aanpak leidt tot een vertekend beeld van het accountantsberoep als geheel, want één onderdeel hoeft niets te zeggen over het geheel
en het geheel hoeft niets te zeggen over één onderdeel.”
Meten is geen weten
Meten is nog geen weten, stelt Nyenrode verder in de reactie. Er ontbreekt tot nu toe een geïntegreerde methode om controlekwaliteit te meten. “Alle indicatoren zijn op individueel niveau wellicht een driver van controlekwaliteit, maar hoe dit leidt tot een eenduidig en geïntegreerd kwaliteitsbegrip is onduidelijk. Daarnaast worden hiermee kwalitatieve indicatoren van controlekwaliteit genegeerd.”
Unieke personen in plaats van gemiddeld gedrag
Het kwaliteitsbegrip zou breder moeten worden gedefinieerd, aldus de opstellers. Dat doet beter recht aan de complexiteit en subjectiviteit van het accountantsberoep. “Dit ligt in lijn met verschillende oproepen in de
wetenschappelijke literatuur om met behulp van kwalitatieve methoden onderzoek te doen naar de context en dynamiek van het accountantsberoep.” Een kwalitatieve insteek kan vanuit een sociologisch perspectief verdieping aanbrengen in de kennis van het accountantsberoep, “zodat we beter begrijpen hoe individuele accountants controleren, waarom ze op deze wijze te werk gaan en hoe de dynamieken in de dagelijkse praktijk op de werkvloer worden beleefd.” Dat geeft inzicht in de drijfveren van unieke personen in plaats van inzicht in het gemiddelde gedrag van accountants.
Internationale context
Volgens het viertal suggereert de stuurgroep dat auditkwaliteit een Nederlands vraagstuk is, terwijl vertegenwoordigers van accountantsorganisaties het belang benadrukken van de internationale context. “De stuurgroep hinkt klaarblijkelijk nog op twee gedachten gezien de gebruikte term ‘auditkwaliteit’, hetgeen een mengvorm is van audit quality en controlekwaliteit.” De stuurgroep zou meer moeten kijken naar internationale initiatieven om controlekwaliteit te definiëren of te conceptualiseren, vinden de vier.
De aanpak die nu is gekozen, wijkt te veel af van internationale raamwerken. “Om tegemoet te komen aan deze bezwaren geven wij een alternatief denkmodel om controlekwaliteit te conceptualiseren.” De basis van dat model is
het stramien input-proces-output, waarbij de kwaliteit van die categorieën inzichtelijk kan worden gemeten op basis van indicatoren (zowel kwantitatief als kwalitatief). Daarnaast zijn er actoren die de verschillende onderdelen van kwaliteit beïnvloeden. “Uiteindelijk beïnvloeden deze indicatoren en actoren gezamenlijk de kwaliteit van een controle. Dit model bevat daarmee een geïntegreerde conceptualisering van controlekwaliteit die zowel kwantitatief als kwalitatief tot uitdrukking kan worden gebracht.”
Nieuwe definitie
De groep van vier vindt het noodzakelijk dat er inzicht en overeenstemming ontstaan in het fundament van accountantscontrole. “Daarom doen wij een concreet voorstel voor een definitie van controlekwaliteit.” Die luidt: “Controlekwaliteit is het zo veel mogelijk versterken van het vertrouwen van de beoogde gebruikers, niet zijnde de verantwoordelijke partij, in de uitkomst van de meting of evaluatie van het onderzoeksobject ten opzichte van criteria, rekening houdend met de van toepassing zijnde afspraken en beroepsreglementering.”
ParaZiet zegt
Hoe concreet is dan “zo veel mogelijk”?
G Vergeer zegt
Alsof deze definitie niet een geweldig hoog aggregatie niveau heeft. Idd, wat is ‘zo veel mogelijk’, wie bepaalt welke criteria en
zaken als ‘afspraken’ en beroepsreglementering’ zijn gemaakt om de kwaliteit te borgen, dus zijn onderdeel van en zelfs onderworpen aan de criteria die de verstandige leek bepaalt. Dus overbodige toevoeging in de definitie.