Het stilzetten van een auto om een telefoongesprek te voeren op een parkeerplaats moet voor de parkeerbelasting worden aangemerkt als parkeren, oordeelt het Gerechtshof Amsterdam. Dat geldt ook als dat telefoongesprek en het in verband daarmee stilstaan van de auto maar korte tijd heeft geduurd. De vraag of het redelijk is parkeerbelasting te heffen in deze situatie staat niet aan de belastingrechter ter beoordeling.
Een automobilist kreeg een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd en maakte daar bewaar tegen. De man voerde aan dat hij een telefonische oproep kreeg waarvan hij vermoedde dat het dringend was. Omdat zijn handsfree voorziening niet werkte, zette hij de auto stil op een vrije parkeerplaats, zoals hem ook op matrixborden van de overheid wordt aangeraden. Na anderhalve minuut is hij weer doorgereden. De man vond dat het kort stilstaan om mobiel te bellen en het betalen van parkeerbelasting onmogelijk samengaan. Hij achtte de uitleg van artikel 225 van de Gemeentewet en artikel 4 van de Verordening Parkeerbelastingen door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam niet redelijk en billijk.
Rechtbank: parkeren
De rechtbank stelde eerder vast dat de man zijn auto gedurende een aaneengesloten periode heeft stilgezet en dat geen sprake was van het onmiddellijk in-of uitstappen van personen of van onmiddellijk laden of lossen van goederen. Dat betekent volgens de definitie van parkeren in de Verordening Parkeerbelasting 2017 van de gemeente Amsterdam dat sprake was van parkeren en dat de automobilist bij aanvang ervan belasting verschuldigd was. Dat er volgens de man sprake was van een (mogelijk) dringende telefonische oproep, maakt dat niet anders. Volgens vaste rechtspraak is ook het kort stilstaan voor het voeren van een telefoongesprek aan te merken als parkeren. Hoewel de rechtbank kan begrijpen dat de man zijn auto heeft stilgezet op een parkeerplaats, betekent dit niet dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was. De automobilist had er ook voor kunnen kiezen om het telefoongesprek niet aan te nemen en door te rijden, of eerst de parkeerbelasting te betalen en daarna te telefoneren. Dat hij dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico, oordeelde de rechtbank.
Hof eens met oordeel rechtbank
De man ging in hoger beroep tegen uitspraak. Het Hof constateert in haar uitspraak dat op basis van de Gemeentewet en de Verordening Parkeerbelastingen 2017 van de Gemeente Amsterdam onder parkeren wordt verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken. Het stilzetten van een auto om een telefoongesprek te voeren op een parkeerplaats moet dan ook worden aangemerkt als parkeren in de zin van de Verordening Parkeerbelastingen 2017, ook als dat telefoongesprek en het in verband hiermee stil staan van de auto slechts korte tijd heeft geduurd.
Het Hof begrijpt dat de man het onredelijk vindt dat in dezen parkeerbelasting is nageheven, maar de vraag of het redelijk is parkeerbelasting te heffen in een situatie als deze staat niet aan de belastingrechter ter beoordeling, spreekt het Hof uit.
Geef een reactie