Een dure grap voor een administratiekantoor dat een klant fiscaal advies gaf over een belastingvrije schenking aan diens dochter. Over de schenking werd – vanwege een eerdere schenking – wel degelijk belasting geheven, in tegenstelling tot wat de belastingadviseur van het administratiekantoor had aangegeven. Dat was geen manier van werken die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag worden verwacht, oordeelt de rechtbank Noord-Holland. Het administratiekantoor moet daarom € 6.703,00 aan de klant betalen, het bedrag dat de Belastingdienst aan schenkbelasting had geheven.
Uitspraak: ECLI:NL:RBNHO:2020:9737
Het administratiekantoor had de klant geadviseerd over het belastingvrij schenken van een bedrag aan diens dochter. Het doel was om zodanig gebruik te maken van de fiscale mogelijkheden dat het voldoen van schenkbelasting zou worden voorkomen. Het kantoor deed daarna ook de aangifte bij de Belastingdienst. De klant bleek echter alsnog een bedrag van € 3.225,00 (later verhoogd tot € 6.703,00) aan schenkbelasting verschuldigd te zijn, omdat er al in 2008 een schenking had plaatsgevonden. Dat was in strijd met de mededelingen en het advies van het kantoor, dat had aangegeven dat de ouder geen schenkbelasting verschuldigd zou zijn.
Aansprakelijkstelling wegens onjuiste advisering
Bij de rechtbank Noord-Holland voerden ouder en dochter aan dat dat de belastingadviseur hiermee is tekortgeschoten in zijn advisering op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens beiden op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat de belastingadviseur al eerder belastingaangiften en advieswerkzaamheden voor de ouder had verzorgd had hij kunnen weten van de eerdere schenking, werd bij de rechtbank aangevoerd. Hij had in ieder geval moeten nagaan of er eerdere schenkingen waren. De gedupeerde klant achtte de belastingadviseur dan ook aansprakelijk voor de schade die uit de onjuiste advisering voortvloeit en vond dat de aanslag schenkbelasting voor rekening van de belastingadviseur moet komen.
Belastingadviseur: klant had over eerdere schenking aan de bel moeten trekken
Ondanks herhaalde ingebrekestelling weigerde het administratiekantoor de verschuldigde bedragen te voldoen. Bij de rechtbank betwistte de belastingadviseur de vordering en stelde dat deze moet worden afgewezen. De belastingadviseur voerde aan dat de klant aan hem kenbaar had moeten maken dat er al een schenking was gedaan in 2008. De klant had dat niet gedaan en had ook geen kopie van de schenking verstrekt. De belastingadviseur betwistte dat hij van de eerdere schenking moest weten, omdat dat vóór 2017 was gebeurd. Er is geen bewaarplicht, maar in verband met vragen van de Belastingdienst bewaart het kantoor de stukken maximaal 5 jaar, lichtte de belastingadviseur toe. In dit geval lag er 9 jaar tussen.
Redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur?
De rechtbank Noord-Holland buigt zich bij de beoordeling van de kwestie over de vraag of het administratiekantoor te werk is gegaan zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur dat zou hebben gedaan. De kantonrechter oordeelt dat dat dat niet het geval is en wijst de vordering van de klant toe. Daarbij wordt overwogen:
‘Niet in geschil is dat het verschuldigd zijn van schenkbelasting het gevolg is van de schenking die [eiseres 2] aan haar dochter [eiseres 1] heeft gedaan in 2008. [gedaagde] heeft hier in de advisering geen rekening mee gehouden. [eiseres 2] is niet deskundig op het gebied van belasting, wist dit niet en hoefde dit niet te weten. Het was aan [gedaagde] om haar op dat vlak deskundig te adviseren. Die advisering houdt niet alleen in het op verzoek invullen van een aangifte, maar ook het actief bevragen van [eiseres 2] over eventueel in het verleden gedane schenkingen aan haar dochter, aangezien die van invloed kunnen zijn op de (vrijstellingen van) de te betalen schenkbelasting. Dat heeft [gedaagde] nagelaten. Het advieswerk van [gedaagde] is onzorgvuldig geweest. Dat niet [gedaagde] maar een fiscaal medewerker van zijn kantoor de aangifte van [eiseres 2] heeft verzorgd, en dat een dergelijke aangifte maar drie keer per jaar voorkomt, zoals [gedaagde] ter zitting stelt, maakt dit niet anders. [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht jegens [eiseres 2] en zal de hierdoor door haar geleden schade moeten vergoeden. De kantonrechter is van oordeel dat die schade bestaat uit het door [eiseres 2] te betalen bedrag aan schenkbelasting. Dat dit een bedrag van € 6.703,00 betreft is niet in geschil. Tevens betwist [gedaagde] niet dat dit bedrag door de Belastingdienst nu correct is vastgesteld. De kantonrechter acht voorts de stelling van [eiseres 2] aannemelijk dat indien op voorhand duidelijk was geweest dat de schenkbelasting moest worden betaald, van de schenking was afgezien dan wel dat deze op een andere manier en/of op een ander tijdstip had plaatsgevonden ten einde het voldoen van schenkbelasting te voorkomen. Dit heeft [gedaagde] ook niet gemotiveerd betwist.’
Geef een reactie