Het gebeurt niet zelden dat partijen elkaar om een vriendendienst de tent uitvechten. Zo ook in het geval van een boekhouder en zijn niet-betalende klant, een vriend van wie aannemelijk is dat hij er inmiddels mee gebrouilleerd is.
Vriendenprijs
Een administratiekantoor verstuurde zijn klant van april 2016 tot en met mei 2017 zes facturen voor in totaal bijna € 5.500. Die werden netjes en zonder protest voldaan. Toen er van juli 2017 tot en met juni 2018 zes nieuwe facturen op de mat vielen (samen zo’n € 6.500) maakte de klant maar € 550 over. Er ontstond een app-dialoog over het betalen van het restant. De toon werd steeds onvriendelijker, met name vanuit de klant die de boekhouder uiteindelijk liet weten dat hij ‘lekker kon doodvallen’. Met als toevoeging: ‘Waarom moet ik bij jou 5x meer betalen als vrienden prijs? Dat jij veel langer bezig bent dan andere boekhouders betekent niet dat je dit kunt doorbereken. Dus als je een normaal tarief berekend ben ik bereid dat te betalen.’
Mondelinge afspraken
De (voormalige?) vrienden troffen elkaar in 2019 bij de kantonrechter. Die stelde het administratiekantoor in het gelijk. De klant moest het restant van het openstaande bedrag gewoon betalen. Niet overtuigd voor de argumenten van de rechtbank ging de klant in hoger beroep. Het Gerechtshof deed deze week uitspraak. Allereerst werd vastgesteld dat het bij de beoordeling van deze zaak gaat om de vraag wat partijen zijn overeengekomen, wat partijen over en weer naar elkaar toe hebben verklaard en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaars verklaringen en gedragingen mochten verwachten. Zoals vaker bij grotendeels mondelinge afspraken moeten die afspraken, bij gebrek aan documenten, worden afgeleid uit het wederzijdse handelen.
Betaal nu, klaag later
Het Gerechtshof stelt allereerst vast dat de klant de eerste zes facturen zonder protest heeft betaald. Kennelijk had hij geen bezwaar tegen de hoogte van de in rekening gebrachte tijd en bedragen. Uit de WhatsApp-correspondentie blijkt dat de klant pas bezwaar begon te maken na afloop van (nagenoeg) alle werkzaamheden en nadat de boekhouder (steviger) aandrong op betaling van zijn facturen. Op het moment van protesteren had het administratiekantoor dus al twee jaar werkzaamheden verricht en door middel van twaalf facturen gedurende die twee jaar in rekening gebracht. Op grond hiervan mocht de boekhouder er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zijn klant ermee akkoord was dat hij een uurtarief van eerst € 67,00 en later € 68,00 in rekening bracht en zijn daadwerkelijk besteedde uren doorberekende.
Geen argument
De klant voerde als verweer aan dat de boekhouder te veel uren in rekening heeft gebracht omdat andere administratiekantoren zijn boekhouding voor een laag, vast bedrag per maand kunnen verzorgen. Dit is echter geen argument, vindt het Gerechtshof. De boekhouder heeft zijn werkzaamheden vrij uitvoerig gespecificeerd en toegelicht dat het verzorgen van de administratie relatief veel werk was vanwege de wijze waarop de klant de stukken aanleverde. De klant had specifiek moeten aangeven dat, waarom en voor welke werkzaamheden te veel in rekening heeft gebracht.
Uurtarief te hoog?
Vervolgens ging het over het tarief. Volgens de klant was dat te hoog gezien de vriendschappelijke relatie tussen partijen. Het Gerechtshof miste echter elke onderbouwing van dit standpunt. Sterker nog, door de eerste zes facturen probleemloos te betalen had de klant de indruk gewekt goed te kunnen leven met het uurtarief. Het hof was van oordeel dat de boekhouder een redelijk uurtarief in rekening heeft gebracht. En dat er 3,5 uur in rekening was gebracht voor het versturen van twee e-mails vond het Gerechtshof niet onredelijk, aangezien het administratiekantoor hiervoor meerdere documenten bij elkaar had moeten zoeken.
Vette rekening
Kortom, de klant ving andermaal bot en werd niet alleen veroordeeld tot het onverwijld voldoen van het restant van de facturen maar ook tot het betalen van de wettelijke rente plus juridische kosten. Voor het doodwensen van zijn voormalige vriend, die alleen maar had gevraagd of de rekeningen voor gedane arbeid nu eindelijk eens betaald konden worden, werd de klant niet veroordeeld. Het was dan ook niet zozeer een bedreiging als wel een ongevraagd advies waaraan de boekhouder geen gehoor heeft gegeven.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie