De sterk gestegen energieprijzen raken de winstgevendheid van Nederlandse bedrijven maar beperkt. En dus is er geen reden om vanuit de overheid bedrijven te gaan compenseren voor de energiekosten, vindt De Nederlandsche Bank.
De toezichthouder bekeek meerdere scenario’s om de gevolgen van de gestegen energieprijzen voor de bedrijfswinsten in kaart te brengen. Daarbij nam DNB aan dat bedrijven gestegen energiekosten niet kunnen doorberekenen aan klanten, of niet in staat zijn om energiebesparingsmaatregelen te treffen. ‘Deze aannames zorgen voor een grotere impact van energieprijsstijgingen op de winstgevendheid van bedrijven.’ Anderzijds zijn geen indirecte kostenstijgingen meegenomen in de analyse, zoals het duurder worden van half afgewerkte goederen. De glastuinbouw ontbreek in de analyse wegens onvoldoende data en kostenstijgingen gerelateerd aan het gebruik van transportmiddelen zijn evenmin meegenomen.
Weinig aan de hand
DNB berekende de gevolgen van drie prijsscenario’s: een basisscenario waarbij de gemiddelde transactieprijzen van gas (+ 61 procent) en elektra (+ 26 procent) in het eerste kwartaal van 2022 met dezelfde snelheid stijgen als in het laatste halfjaar van 2021, en een nadelig en ernstig scenario waarbij de energieprijzen nog harder stijgen. Voor de rest van het jaar neemt DNB aan dat de prijzen stabiliseren. Conclusie: op macroniveau is er weinig aan de hand. Het percentage verlieslatende bedrijven gaat in het basisscenario van 22,3 procent naar 25,5 procent. ‘Zelfs in het ernstigste scenario neemt het aandeel verlieslatende bedrijven slechts met 5,6 procentpunt toe.’ DNB haalt de kredietcrisis aan, toen (in 2009) het percentage verlieslatende bedrijven opliep tot 34,6 procent. In het ernstigste scenario komt een kwart van de werknemers (1,2 miljoen) bij een verlieslatend bedrijf te werken en gaat de uitstaande schuld van die bedrijven van € 349 miljard naar € 443 miljard.
Papier- en meelindustrie krijgen zwaarste klappen
Dat neemt niet weg dat er sectoren zijn die wel in de problemen komen: ‘Zo neemt bijvoorbeeld het aandeel verlieslatende bedrijven in de metaalsector toe van minder dan 20 procent naar meer dan 60 procent in het ernstigste scenario. Ook de chemiesector wordt relatief zwaar geraakt.’ Daar komt meer dan de helft van de ondernemingen in het ernstige scenario in de rode cijfers terecht. In de meelindustrie zijn de klappen potentieel het zwaarst: daar raakt meer dan 90 procent in de verliezen bij een ernstig scenario, net als de papier- en kartonindustrie.
Hogere uitgaven passen niet bij beleid
Maar DNB bekijkt het op macroniveau en dan lijkt de impact van de energiekostenstijging op de winstgevendheid van bedrijven te overzien, ‘zelfs in het extreme scenario’. ‘Daarnaast passen verhoogde overheidsuitgaven niet bij het huidige macro-economische beeld. Er is namelijk sprake van hoge inflatie, een krappe arbeidsmarkt en weinig faillissementen. Bovendien behaalden bedrijven in 2021 en het eerste kwartaal van 2022 hoge winsten, wat ruimte zou moeten bieden om tegenvallers op te vangen.’
Blijven de energieprijzen langdurig hoog, dan komen sommige bedrijven in de knel, erkent DNB. ‘Overheidssteun voor niet-levensvatbare bedrijven is niet doelmatig en valt economisch gezien af te raden. Er zullen echter ook verlieslatende ondernemingen zijn die door de hoge energieprijzen liquiditeitsproblemen ervaren, terwijl ze wel in de kern gezond zijn. Deze ondernemingen kunnen in eerste instantie extra financiering vragen bij private partijen. Dit geldt ook voor de zwaar getroffen sectoren.’
Garanties als optie
Gaat de regering toch een compensatie bieden, dan adviseert de toezichthouder gerichte liquiditeitssteun, zodat de marktdynamiek niet wordt verstoord. ‘Ook is het van belang om eventuele steun zo vorm te geven dat private financiers zoveel mogelijk de prikkel behouden om kredietrisico’s adequaat in te schatten. Dit kan bijvoorbeeld door het verstrekken van gedeeltelijke overheidsgaranties op leningen. Overigens kan hiervoor al gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten.’
De hogere energieprijzen maken Nederland collectief armer omdat veel energie wordt geïmporteerd. ‘Het verstrekken van overheidssteun kan dit niet voorkomen, maar kan de pijn enkel herverdelen. Indien steun niet gepaard gaat met gelijktijdige besparingen van eenzelfde omvang, zullen de lasten worden doorgeschoven naar toekomstige generaties.’ Soms past dat binnen een evenwichtig beleid, aldus DNB, ‘bijvoorbeeld wanneer volgende generaties tegelijkertijd mogen rekenen op baten, zoals een beter milieu’. Maar in dit geval is daar geen sprake van.
Geef een reactie