Staatssecretaris Wiebes van Financiën acht een verruiming van de Nederlandse BTW-sportvrijstelling op termijn onvermijdelijk. Op korte termijn ziet het kabinet geen mogelijkheid om de budgettaire gevolgen van de vrijstelling in te passen.
Dat schrijft Wiebes in zijn juridische en financiële analyse over verruiming van de BTW-sportvrijstelling.
De Europese BTW-richtlijn en de daarbij behorende jurisprudentie dwingen de staatssecretaris ertoe om de BTW-sportvrijstelling te hanteren. Zo mogen EU-lidstaten op grond van het arrest van het HvJ EU van 19 december 2013 geen onderscheid maken tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden. Ook merkt het HvJ EU de ter beschikkingstelling van een sportterrein aan als prestatie die onontbeerlijk is voor de sportbeoefening. Op deze prestatie zou de BTW-sportvrijstelling van toepassing moeten zijn. Het verbinden van voorwaarden aan de Nederlandse BTW-sportvrijstelling die op grond van artikel 133 van de BTW-richtlijn zijn toegestaan, biedt – voor zover dit niet al gebeurt – geen soelaas om de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties buiten de vrijstelling te houden.
Wiebes acht een verruiming van de Nederlandse BTW-sportvrijstelling op termijn dan ook onvermijdelijk. Op korte termijn ziet het kabinet binnen de huidige kaders geen mogelijkheid om de budgettaire gevolgen hiervan in te passen.
Geef een reactie