Een fout bij de BTW-betaling leidt al gauw tot een naheffing. Onderneemster betaald BTW op aangifte, maar vult per ongeluk een onjuist betalingskenmerk in. Het bedrag wordt door de Belastingdienst teruggestort. Vervolgens wordt het bedrag nageheven en een boete opgelegd. De onderneemster vindt dat heeft betaald, en daarom geen schuld heeft. En zij krijgt – in dit geval – gelijk.
Dat de Belastingdienst het bedrag aan haar heeft terugbetaald, moet volgens haar voor risico van Belastingdienst blijven. De rechtbank is het met haar eens.
Feit: betaling omzetbelasting met onjuist betalingskenmerk
Een onderneemster deed op 30 juli 2015 aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015. Op 31 juli 2015 heeft zij onder vermelding van een onjuist betalingskenmerk de verschuldigde belasting ad € 22 voldaan. Het bedrag is om deze reden op 5 augustus 2015 teruggestort op de bankrekening van de onderneemster. Vervolgens is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor het bedrag van € 22 en een boete van € 50.
Betaling zonder kenmerk is geen betaling, maar…
Oordeel rechtbank: betaling zonder juiste kenmerk, welke betaling direct wordt teruggestort omdat deze niet traceerbaar is geldt niet als een betaling.
Volgens de rechtbank is het arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN3847) van belang. De Hoge Raad sprak toen uit dat door overmaking de verschuldigde belasting is betaald. Daarom bestond er voor naheffing in beginsel geen grond. Volgens het arrest van de Hoge Raad was de naheffing ook niet gerechtvaardigd door de omstandigheid dat sprake zou zijn van een terugbetaling die niet buiten de wil van belastingplichtige geschiedde. De Hoge Raad oordeelde in 2010 dat de terugstorting van het betaalde bedrag door de Belastingdienst buiten de wil van de belastingplichtige heeft plaatsgevonden.
De rechtbank neemt aan dat het oordeel van de Hoge Raad impliciet berust op artikel 6:114, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dat artikel staat dat girale betaling plaatsvindt op het moment waarop het geld op de rekening van de schuldeiser (de Belastingdienst) wordt bijgeschreven. De rechtbank vindt echter dat de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat een betaling aan de Belastingdienst – gelet op de omvang van de organisatie van de Belastingdienst en het grote aantal betalingen dat dagelijks bij de Belastingdienst binnen komt – dient te worden gedaan onder vermelding van het juiste betalingskenmerk. Een betaling zonder het juiste kenmerk, die bovendien meteen wordt teruggestort omdat niet traceerbaar is waarop deze betrekking heeft, geldt niet als een betaling. Dat is geen betaling in de zin van artikel 6:114, eerste lid, van het BW.
Maar toch…
Girale betaling kan volgens dit artikellid namelijk door de schuldeiser worden uitgesloten en de schuldeiser kan ook een bepaalde rekening aanwijzen, waardoor een andere rekening uitgesloten is. Daarom vindt de rechtbank dat het ook mogelijk is dat de schuldeiser alleen girale betaling accepteert als het juiste kenmerk is vermeld. Dit is echter door de Belastingdienst niet aangevoerd. Daarom heeft de rechtbank, gelet op het eerdergenoemde arrest van de Hoge Raad en het lage bedrag in deze zaak, de onderneemster gelijk gegeven.
Lees hier de hele uitspraak: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:4501&keyword=%22ECLI%3aNL%3aRBGEL%3a2016%3a4501%22
Geef een reactie