Een zwart klussende schadehersteller die tot inkeer kwam nadat hij zijn geld in het buitenland had gestald, hoeft niet te voldoen aan een omkering en dus verzwaring van de bewijslast voor de feitenvaststelling bij een box1-correctie. Dat heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant bepaald.
Het niet doen van aangifte leidt direct tot omkering van de bewijslast, maar dat heeft geen betrekking op de vaststelling van de feiten en omstandigheden die bepalen of de verlengde navorderingstermijn van toepassing is, aldus de uitspraak. Belanghebbende was bestuurder en aandeelhouder van een vennootschap die zich bezig houdt met verkoop en schadeherstel van auto’s. Hij maakte in 2014 gebruik van de inkeerregeling voor buitenlandse bankrekeningen.
Zwarte omzetten
De inspecteur legde hem daarna een navorderingsaanslag IB/PVV 2009 op met een box-1-correctie voor zwarte omzetten die op de buitenlandse bankrekeningen zijn gestort. In geschil was of, indien omkering van de bewijslast van toepassing is, deze sanctie ook geldt ter zake van de vaststelling van de feiten en omstandigheden die bepalen of de verlengde navorderingstermijn van art. 16 lid 4 AWR van toepassing is op de box-1-correctie.
Geen aanknopingspunten
De rechtbank is van oordeel dat in de wettekst, de wetssystematiek en de wetsgeschiedenis onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden voor een ruimere werking van de sanctie van de omkering van de bewijslast dan die voor bepaling van de materiële belastingschuld. Op de inspecteur rust daarom de bewijslast aannemelijk te maken dat ter zake van de omzetcorrectie sprake is van door de schadehersteller genoten inkomen dat in het buitenland is opgekomen. Dat is tot nog toe niet gelukt en navordering over de box 1-correcties is derhalve niet mogelijk. De rechtbank verklaart het beroep van de schadehersteller gegrond.
Geef een reactie